![]() |
![]() Startpagina | Wat is er nieuw | Foto's | (Levens)verhalen | Bronnen | Rapporten | Kalender | Begraafplaatsen | Grafstenen | Statistieken | Familienamen |
Treffers 2,151 t/m 2,200 van 5,293
# | Aantekeningen | Verbonden met |
---|---|---|
2151 | Susanna de Hon weduwe van Pieter Mouton in de Wittevysten laet na munderige kinderen begraven in Jacobskerk 12 dr. | de Hon, Susanne (I23505)
|
2152 | Svjatoslav weigerde zijn moeder te volgen in haar bekering tot het christendom omdat hij bang was dat hij hierdoor het respect van zijn soldaten zou verliezen. Hij bracht bijna zijn hele leven door op campagne waarbij hij het harde leven van zijn soldaten deelde. Svjatoslav's vader Igor stierf rond Svjatoslav's geboorte. Zijn moeder regeerde als zijn regentes. Svjatoslav was eerst prins van Novgorod en werd in 959 grootvorst van Kiev. Hij begon al snel met een campagne tegen de Chazaren die de Wolga controleerden (tot Kiev en Wolga-Bulgarije) en grote inkomsten hadden van de tol die ze daar hieven. Eerst probeerde hij macht te krijgen over de Slavische volken die onderworpen waren aan de Chazaren, met name de Wolga Bulgaren. Hij gebruikte hierbij Petsjenegen en Turken uit Centraal-Azië als huurlingen. Vervolgens verwoestte hij de Chazaarse steden Atil (de hoofdstad), Samander en Sarkel, waar hij een eigen nederzetting stichtte. Verder bestond zijn campagne tegen de Chazeren vooral uit plundering en verwoesting. Hij deed geen poging hun rijk blijvend te bezetten, wel werden de invloed en de controle over de handelsroutes, en ook de aanwezigheid van de Russische bevolking, sterk naar het oosten en het zuiden uitgebreid. Algemeen wordt aangenomen dat deze campagne werd uitgevoerd als gevolg van politieke samenwerking met het Byzantijnse rijk. De Russen namen ook deel aan een Byzantijnse expeditie tegen Kreta. In 967 viel Svjatoslav op verzoek van Byzantium (en in ruil voor 15000 pond in goud) de Bulgaren aan met een leger van 50.000 man, waaronder duizenden Petsjenegeense huurlingen. Svyatoslav versloeg de Bulgaren maar nu werden de Petsjenegen door de Byzantijnen betaald om de Russen aan te vallen. In 968 belegerden ze Kiev maar trokken zich terug toen ze de lijfwacht van een van Svjatoslav's aanvoerders zagen en dachten dat dit de voorhoede van het hele leger was. Olga stuurde een brief aan Svjatoslav waarin ze hem op zijn plichten wees en hij keerde terug naar Kiev en versloeg de Petsjenegen. Svyatoslav weigerde zijn veroveringen in Bulgarije af te staan aan Byzantium, zoals oorspronkelijk was overeengekomen, en verplaatste in 969 zijn hoofdstad naar de monding van de Donau. Hij stelt zijn drie zoons aan als bestuurder van districten in het thuisland. Met een leger, waarin ook Hongaren en Petsjenegen, viel hij Thracië binnen. Ze veroverden Plovdiv (stad) waar de bevolking werd uitgemoord. De nieuwe Byzantijnse keizer probeerde tot een vergelijk te komen maar Svyatoslav reageerde door Adrianopel te belegeren. Dit leidde tot paniek in Constantinopel. Svjatoslav had toen ook diplomatiek contact met Otto I de Grote, die in Italië een conflict met het Byzantijnse rijk had. In 970 trok het Russische leger naar Constantinopel en werd 100 km ten westen van de stad verslagen bij Arcadiopolis. De Byzantijnen trokken door de bergen Bulgarije binnen en veroverden Devnya waar ze een aantal Bulgaarse gijzelaars in handen krijgen. Svyatoslav werd in 971 twee maanden belegerd in Silistra. Daarna werd een regeling getroffen. In ruil voor vrije aftocht en voorraden voor de reis, trok Svyatoslav zich terug, stond zijn veroveringen op de Balkan af aan het Byzantijnse Rijk en zag af van aanspraken op de Krim. Geteisterd door honger trok het leger van Svyatoslav naar Kiev. Ondanks waarschuwingen van zijn bevelhebbers waagde Svyatoslav zich aan de oversteek van de Dnjepr bij de stroomversnellingen. Daar werd hij in een hinderlaag door de Petsjenegen gedood, die daartoe door de Byzantijnen waren opgestookt. De khan van de Petsjenegen maakt een drinkbeker van de schedel van Svyatoslav. Svjatoslav was de eerste heerser van Kiev-Roes' wiens naam van zuiver Slavische origine is, in tegenstelling tot zijn voorgangers, wier namen uit het Oudnoords komen. Bij andere Slavische volkeren werd er echter geen variant van zijn naam gevonden. En zelfs in Kiev-Roes' kwam zijn naam (alsook die van zijn opvolgers Vladimir, Jaroslav en Mstislav) enkel in het geslacht der Ruriken voor. Volgens een Byzantijns verslag van de onderhandelingen bij Silistra, was hij van gemiddelde lengte en lichaamsbouw, en schoor hij zijn hoofd en baard, maar liet hij een lange snor staan en een kuif op de zijkant van zijn hoofd, als teken van zijn adellijke afkomst. Het droeg schone, witte kleding, en hij droeg één grote gouden oorring, met een robijn en twee parels. Na Svjatolavs dood stegen de spanningen tussen zijn zonen, en brak er een burgeroorlog uit tussen Oleg en Jaropolk, waarbij Oleg gedood werd en Jaropolk zijn opvolger werd. In 977 vluchtte Vladimir naar Scandinavië om te ontsnappen aan het lot van Oleg, waar hij een leger verzamelde, en waarna hij in 980 terugkwam. [wikipedia] | van Kiev, Svjatoslav I (I20937)
|
2153 | Swanahilde was een nicht van Odilo van Beieren en een van de gevangenen die Karel Martel maakte tijdens zijn Beierse campagnes (720-723). Kort daarna trouwde Karel met haar. Swanahilde arrangeerde bovendien een huwelijk tussen Odilo van Beieren en Hiltrude, dochter uit Karels eerste huwelijk met Rotrude van Trier. Na de dood van Karel wordt Swanahilde door haar stiefzoons in de Abdij van Chelles geplaatst, vermoedelijk tegelijk met de gedwongen intrede in een klooster van haar zoon Grifo. [wikipedia] | Swanahilde (I20728)
|
2154 | Sybert Jansz Wor, schoermaecker, j.g. wonende in de cannecopersbuert Mayken Jansdr van der Linde wonende int weestraetgen beyde van Dordrecht | Gezin F223749251
|
2155 | Sybert Wor weduwer van Dordrecht wonende tot Sevenbergen Lijsbeth Goeijers Cruys dochter van Breda Aldaar trouwende per schrijven van Breda proclamatie Sevenberg | Gezin F223749256
|
2156 | Tenminste nog één levende persoon is verbonden aan deze aantekening - detailgegevens worden niet weergegeven. | Levend (I13032)
|
2157 | Ten aanzien van het huwelijk van de kinderen Maria (geb 1598) en Maria (geb 1602) is enige onduidelijkheid wie bij wie hoort. Beide worden genoemd als Maria/Mariken Sibertsdr Wor Beide huwelijken leveren in een overlappende periode kinderen soms in hetzelfde jaar. Het gaat dus beslist om twee verschillende vrouwen. Geen van beide vernoemd een kind naar Maria Toenisdochter dus dat geeft geen zekerheid wie het kind is van deze eerste vrouw van Sibert. Maria geb 1602 (moeder Janneke een afleiding van Johanna/Johannes) vernoemd een kind Joanna en een Johannes. Echter omdat de vader van haar man Joannis heet is het niet duidelijk of het hier gaat om een vernoeming naar vaders kant of een vernoeming naar moederskant. Uitsluitsel kwam met de volgende akte: Op huyden den lesten April 1637 compareerde voor mij not[ari]s in presentie van den getuygen naer genoemt sr. Gijsbrecht van Haerlem als behuot vader ende voocht over het onmondich kint van za[lige]r Jan Sijberts Wor, Gijsbrecht van Dalen sr van Mijnsheerenlant als man ende voocht van Maria Sijbert Wors dr. de oude, Geerit Schut als man ende voocht van M(aria) Sijbert Wors dr. de jonge, Sijbert Cornelisz Wor, Serv(out) van der Wal als man ende voocht an Maria Cornelis Wors dr. ende Philps van der Wal als man ende voocht van Claertgen Cornelis Wors dr. alle erfgen[amen] van za[lige]r Cap[itey]n Sijbrecht Wor soo voor haer selven ende in desen haer sterckmaken[de] voor Josijna Sijberts Wors dr. ende Janneken LIevensdr. … wijlen den voorn. cap[iteyn] Sijbert Wor... (RAD, NA archief 20, inv 81 folio 43) | Wor, Sijbert Sijbertsz (I23333)
|
2158 | Ten dage ende voor commissaren voorsz. compareerden Abraham Ghilsemans van Antwerpen pasteybacker oudt omtrent XXXI jaren woonende tot Rotterdam alwaer hem opgeleght worde de geboden mede te latenden ende daervan betoogh om te brengen ter eener, ende Maeiken de Zwart van Antwerpenn oudt XXII jaren woonende inde Papenburgssteegh geassisteert met Hans de Zwart ende Martyntgen Stoops haere vader ende moeder ter andere zyden ende gaven aen verzoekende als voren ende naerdien zij op alles nae behooren geantwoordt hadden zijn hun hare geboden verwilliget getekend door Abraham Gilsmans Maeyken de Swert | Gezin F223749139
|
2159 | Tenminste nog één levende persoon is verbonden aan deze aantekening - detailgegevens worden niet weergegeven. | Levend (I12050)
|
2160 | Test. v Elizabeth de Munck ovl. grootmoeder wed. van Adriaan Jasperse, not. Jahannes Roef 29-7-1786, wezen Catharina en Adriaan Jasperse Rapholm erven maar krijgen niets voor 25 jaar, mochten ze daarvoor komen te overlijden dan erven Cornelis en Elisabeth van de Vaarde voorkinderen van Johanna Adriaanse verwekt bij Janis van de Vaarde ovl. Voogd Marinus Boogaard [Weeskamerarchief Goes 18W 94v 26-4-1793] | Johanna Adriaanse (I541)
|
2161 | Testament van Cornelis Ambagtsheer dd 16 aug 1717 (ONA Hilligersberg 4915 blx 758-760) noemt stiefdochter Marijtje Willems Hoogerweert en stiefzoon Cornelis van der Kloot. Kinderen van Marijtje Gerris Stolck. Ook genoemd worden Leendert Arijse Ambachtsheer (zijn neef). Niet genoemd wordt Pieter Ariens Jongeneel waaruit we mogelijk kunnen aannemen dat deze in 1718 niet meer in leven was. (ONA Rotterdam inv 4915; blz 940) | Ambagtsheer, Cornelis Leendertsen (I3254)
|
2162 | Testament van Geertruyt Jordensdr huysvrouw van Leendert Jacobs van Dijck woonende binnen deser stede benoemt tot voochden over haeren minderjarigen voorsoon geprocreert bij Pieter Jansen Haeren eersten man zaliger haar jegenwoordige man den voornoemde Leendert Jacobsen van Dijck, Pieter Jordens en de Gijsbert Jordens haere broerders | Wor, Geertje Jordens (I24178)
|
2163 | Testament van Gerridt Dircxss Conijnenburch en Neeltgen Cornelisdr van der Chijs | Schouten alias Conijnenburgh, Gerrit Dircksz (I23545)
|
2164 | Teunis Arents van Molanen weduwnaar met Machtelt Barents van Rijn j.d. van Loosduynen, van Monster den 20 dito met attestatie hier in ondertrouw opgenomen. | Gezin F223748591
|
2165 | Teunis Arentze van Molanen wed. van Maertje van Rhijn wonende alhier met Amilia Elizabet Hage wed. van Christiaen van Esch. Getrout in Haghe den 22. october | Gezin F223749100
|
2166 | Teunis Ariens (Wegkooren alias Teunis Griek), en Grietje Ariens, echteluyden Arien Teunisz. Griek, en Tryntje Teunis de Jong, syn vrou [Hogendia; Ammerstol, lidmaten 1664-1706; B. de Keijzer] Trijntje Teunis is doopgetuigen bij de kinderen van Jan Teuniss Griek. Arien Teunisz is dus waarschijnlijk diens broer en dus ook een zoon van Teunis Ariens. | Gezin F223748678
|
2167 | Teunis en Lammertje laten een aanzienlijke erfenis met een totale waarde van fl. 37.605:18:- na. Het testament is opgemaakt dd 26 dec 1748 en dd 14 nov 1769. De boedelscheiding dd 12 maart 1801 (GA R'dam/Not.Archief.Prot nr 3439 fol. 325/545) ( beslaat maar liefts 221 grote folios. Het testament noemt alle broers en zussen van Teunis alsmede diverse kinderen daarvan. De begrafenis moet ook aanzienlijk zijn geweest gezien de kosten van fl. 524:1:2 | Ambagtsheer, Teunis Baltensz (I2918)
|
2168 | Teuntie van der Kant | Michels, Johan Nicolaas Johan (I3114)
|
2169 | Teuntje vetrok uit de gemeente op 17-09-1976 naar Hilversum. | Ambagtsheer, Teuntje (I5478)
|
2170 | The Church of Jesus Christ of Latter-day Saints (www.familysearch.org) record batch# 7335508 sheet 89 source cal no 0934297 vermeldt Andries Ambachtsheer als zoon van Arie Ambagtsheer x Margje Willems | Arie Cornelis (I5469)
|
2171 | Theobald was graaf van Arles en grootgrondbezitter in de Provence. Theobald raakte in 880 ernstig gewond in de oorlog tegen Bosso van Provence maar herstelde. In 883, toen er een grote behoefte was aan soldaten en ridders, maakte hij gebruik van een pardonregeling voor roofridders. Theobald was getrouwd met Bertha van Lotharingen (863 - 8 maart 925), buitenechtelijke dochter van Lotharius II bij Waldrada. Bertha is beschreven als mooi, levenslustig, moedig en ambitieus – en de drijvende kracht achter de politiek van haar echtgenoten. Theobald en Bertha kregen de volgende kinderen: [wikipedia] | van Arles, Theobald (I20698)
|
2172 | Theodo speelt een belangrijke rol in de opbouw van de Beierse staat. Hij kiest Regensburg als hoofdstad en begint de opbouw van een eigen Beierse kerk. Hij creëert bisdommen en stuurt zendelingen door geheel Beieren: de heiligen Rupert van Salzburg, Erhard, Emmeran en Corbinianus. In 702 biedt hij onderdak aan de Longobardische troonpretendent Ansprand en zijn zoon Liutprand. Daarna verdeelt hij het bestuur van Beieren onder zijn vier zonen: Theudebert (ook Theodo III van Beieren), Theudebald, Tassilo en Grimoald. Zelf kiest hij Salzburg als residentie. De naamgeving van de Beierse hertogen is zeer verwarrend: -Er zijn drie legendarische hertogen met de naam Theodo, die in de zesde eeuw zouden hebben geregeerd. -De vader van Theodo wordt in sommige bronnen ook Theodo genoemd. Daarmee wordt deze Theodo zowel als Theodo I, Theodo II, Theodo IV of Theodo V genummerd. -Sommige bronnen zien deze Theodo en zijn zoon Theudebert (Theodo III) als dezelfde persoon. Volgens de legende was zijn dochter Uta zwanger van een onbekende minnaar en was bang voor de woede van haar vader en broers. Daarom bood de zendeling Emmeran aan om de schuld op zich te nemen, omdat hij toch naar Rome zou reizen. Toen Uta gedwongen werd om de naam van haar minnaar te noemen, noemde ze inderdaad de naam van Emmeran. Daarop achtervolgde Lantpert, een van haar broers, de zendeling en doodde hem. [wikipedia] | van Beieren, Theodo II (I20810)
|
2173 | Theudemer (Theudemeres) was een Frankische heerser. Hij was de zoon van de Romeinse generaal Richomer en diens vrouw Ascyla. Er is niet veel over Theudemer bekend. Volgens Gregorius van Tours was Theudemer betrokken bij een oorlog tussen Franken en de Romeinen kort na de val van de usurpator Jovinus (411-413) die door de Franken werd gesteund. Omstreeks 422 trok een Romeins expeditieleger ten strijd tegen het rijk van Theudemer, dat zich in het noorden van Gallië bevond. Theudemer en zijn moeder vielen in Romeinse handen en werden vermoord door het zwaard. Men gaat ervan uit dat het Frankische rijk van Theudemer de voorganger was van koning Chlodio, en in de Kronieken van Fredegar wordt Chlodio als zijn zoon genoemd. Theudemer moet een neef zijn geweest van Arbogast. Bron Gregorius van Tours, Historia Francorum, boek II, hoofdstuk 9. [ https://nl.wikipedia.org/wiki/Theudemer ] | Theudemer (I6005)
|
2174 | Theunis van Molanen j.m. van s" zande met Barbara Puchelaar j.d. woonende tot Monster | Gezin F223749099
|
2175 | Theunis van Molanen weduwnaar met Magtelt van Rhijn j.d. van Loosduynen beyde wonende tot Monster, getrout tot Loosduynen | Gezin F223748591
|
2176 | Tenminste nog één levende persoon is verbonden aan deze aantekening - detailgegevens worden niet weergegeven. | Gezin F223748602
|
2177 | Tijdens huwelijk in dienst als fusilier bij de negende afdeling infanterie, consent voor het huwelijk gegeven door luitenant kolonel | Gezin F35
|
2178 | Tijdens huwelijk nog in dienst; lichting 1904 Zuidwold nr. 15 | Stoter, Arend (I22794)
|
2179 | Tijdens zijn regering moest hij zich verzetten tegen de expansiepolitiek van Penda van Mercia. Deze had Anna's broer en voorganger Egric al in 635 gedood. East Anglia was overigens niet het enige doel van Penda. In 645 veroverde Penda Wessex en verdreef daar koning Cenwalh, die in ballingschap ging bij Anna. Anna wist hem te overtuigen om zich te laten dopen. In 648 slaagde Cenwah er in Wessex te heroveren, maar nu richtte Penda zich naar East Anglia. In 651 slaagde Penda er in om East Anglia te veroveren. Anna wist de abdij van Cnobheresburgh lang genoeg te verdedigen om de monniken naar Nijvel te laten vertrekken. Anna moest zijn toevlucht zoeken bij Merewalh, een onderkoning van Mercia. Ook hem wist hij tot het christelijk geloof te bekeren. Anna krijgt een paar jaar later de regering over East Anglia terug maar sneuvelt kort daarna (654) in een veldslag tegen Mercia bij Blythburg in Suffolk. Anna's broer Aethelhere volgde hem op, maar hij was volledig afhankelijk van Penda. Volgens de traditie stamde Anna uit een lijn van koningen van East Aglia: hij was zoon van Eni, die zoon was van Tyttla, die zoon was van Wuffa. Deze koningen worden tegenwoordig als legendarisch beschouwd. Eveneens volgens de traditie was hij gehuwd met (de heilige) Hereswitha maar ook zij wordt tegenwoordig als legendarisch beschouwd. De meeste bronnen gaan ervan uit dat hij twee echtgenotes heeft gehad, waarvan de eerste Sewara zou kunnen heten. Zij was al getrouwd geweest en had al een dochter, die dus stiefdochter werd van Anna: H. Saetrid, abdis in Faremoutiers. [wikipedia] | van East Anglia, Anna (I20778)
|
2180 | Tijs Aryens Boss j.m. Cornelia Jacobs j.d. | Gezin F223748657
|
2181 | Timen Dingstede j.m. te Meppel met Femmigien Jans j.d. van de Garste wonende te Meppel Eersten plan d. 15 nov. getr. d. 7. dec. | Gezin F189
|
2182 | Timen Janssen Dinxsteen en Derckjen Hendricks j.d. van Meppell en 18 july tot Meppell | Gezin F223746761
|
2183 | Toen zij de heidense koning Ethelbert van Kent huwde, kreeg zij het recht om het christelijk geloof te blijven belijden. Hiertoe bracht zij Liudhard, haar eigen hofkapelaan mee. Wanneer dit huwelijk ongeveer plaatsvond is niet bekend, maar het moet omstreeks 560 geweest zijn. Zij herstelde in Canterbury een christelijke kerk, die dateerde uit de Romeinse periode, 150 jaar eerder, en wijdde deze aan Sint Maarten. Augustinus van Canterbury kreeg veel steun van Bertha bij de kerstening van Engeland. Bertha werd gedoopt in 597 en Canterbury werd de moederkerk van Engeland. [wikipedia] | Bertha (I20780)
|
2184 | Toen zijn vader Arnulf in 993 sneuvelde, was Dirk III nog te jong om het bestuur op zich te nemen, waarop zijn moeder Lutgardis van Luxemburg deze taken waarnam. In 1005 was Dirk oud genoeg om zelfstandig het graafschap te besturen, maar maakte nog steeds dankbaar gebruik van de goede connecties van zijn moeder: zij riep de hulp in van haar zwager, de Duitse koning Hendrik II, om een Friese opstand te onderdrukken. De koning vertrok vanuit Utrecht per schip met een leger naar Friesland en bracht de aanvallen tot staan. Dirk was actief in de ontginning van moerassen door gronden te verpachten aan Friezen die het in cultuur brachten, maar die wilde gronden werden door de bisschoppen van Utrecht als hun gebied beschouwd. Rond 1015 koloniseerde Dirk zo de Riederwaard. Bovendien bouwde hij een burcht in Vlaardingen, waarschijnlijk op de plek waar zich nu de Grote Kerk bevindt, waar het riviertje de Flarding (tegenwoordig de Vlaardingse haven) uitmondde in de Merwede (tegenwoordig de Nieuwe Waterweg). Vanuit die burcht dwong hij de kooplieden die langs kwamen varen, onderweg van Tiel naar Engeland en vice versa, om tol te betalen. Deze kooplieden én ook bisschop Adelbold van Utrecht riepen daarom de hulp in van de Duitse keizer. De keizer gaf in 1018 zijn neef Dirk de opdracht om zijn vesting te ontruimen. In plaats van zijn leenheer te gehoorzamen, verschanste Dirk zich op zijn burcht en de keizer kon nu niet anders dan een leger op hem af sturen. Dit leger, onder leiding van hertog Godfried de Kinderloze, bestond uit een vloot met troepen uit Utrecht, Keulen en Luik. Op 29 juli 1018 kwam het tot de Slag bij Vlaardingen. Het laatste stuk naar de burcht moest via land worden afgelegd, wat lastig ging omdat het gebied vol met sloten en dijken lag. Het duurde niet lang voor het leger van Godfried vastliep en noodgedwongen moest terugkeren naar hun schepen om een andere route te zoeken. Op de terugweg liep het leger echter in hinderlaag van de troepen van Dirk. Godfried maakte met zijn leger een tactische terugtrekkende beweging, waarop iemand uit het Friese kamp riep dat de voorste gelederen verslagen waren en de hertog op de vlucht sloeg. Hierop raakten de troepen van Godfried zo in paniek dat velen in volle wapenuitrusting de rivier in sprongen, in een poging de schepen te bereiken. Andere kwamen vast te zitten in het moeras. Dirk maakte direct gebruik van de paniek en het machtige leger van de hertog werd volledig in de pan gehakt. Godfried werd hierbij gevangengenomen. [wikipedia] | van Holland, Dirk III (I20955)
|
2185 | Toen zijn vader Floris II in 1122 stierf, was Dirk VI nog te jong om het bestuur op zich te nemen, waarop zijn moeder Petronilla van Saksen deze taken waarnam. In 1123 hielp Petronilla haar halfbroer hertog Lotharius in zijn strijd tegen keizer Hendrik V. Nadat Lotharius in 1125 zelf koning van het Heilige Roomse Rijk werd, voegde hij Rijnland en Leiden, (formeel sinds 1064 Utrechts bezit), bij Holland. In 1133 stichtte Petronilla de abdij van Rijnsburg. Omdat ze geen vertrouwen had in de nogal ambitieloze Dirk, rekte Petronilla haar regentschap, zodat haar zoon Floris het graafschap kon overnemen. Deze Floris (bijgenaamd de Zwarte) bezat wel de ambities die bij zijn oudere broer leken te ontbreken. Hij kwam openlijk in opstand tegen zijn broer en werd van 1129 tot 1131 ook als graaf van Holland in oorkonden genoemd. Zelfs Rooms-koning Lotharius en bisschop Andries van Utrecht erkenden Floris als de rechtmatige graaf van Holland. In maart 1131 werd Dirk VI echter weer officieel graaf van Holland genoemd en lijken de broers zich te hebben verzoend. Zo'n 6 maanden later (augustus 1131) stonden de broers alweer tegenover elkaar, nadat de opstandige Westfriezen Floris de heerschappij over heel West-Friesland hadden aangeboden. Floris accepteerde dit maar al te graag, en ook de Kennemers sloten zich daarna bij de opstand aan. Een jaar later in augustus 1132 kwam Rooms-koning Lotharius tussenbeide, en werd de broedertwist wederom bijgelegd, ook al had dit weinig invloed op het verzet van de Friezen. Floris kwam in conflict met de familie van Cuijk toen zijn huwelijksaanzoek aan een van de dochters van de familie werd afgewezen. Floris viel bisschop Andries van Cuijk aan bezette de stad Utrecht. Herman en Godfried van Cuijk trokken met een leger naar Utrecht. Zij verrastten Floris toen die buiten de stad aan het jagen was, en doodden hem. Dirk verwoestte daarop het kasteel van Herman bij Lexmond, en Herman, Godfried en Andries moestten vluchten. Pas toen er een nieuwe keizer kwam (Koenraad III van Hohenstaufen) kon een vrede worden bereikt. Andries werd hersteld als bisschop maar Herman moest voortaan Dirk als zijn heer erkennen voor zijn bezittingen bij Lexmond. In 1138 ondernam Dirk VI samen met zijn vrouw een pelgrimstocht naar Jeruzalem. Op de terugreis bezocht Dirk Paus Innocentius II, en droeg de abdij van Egmond en de door zijn moeder gestichte abdij van Rijnsburg aan hem op. Hiermee onttrok hij de abdijen aan het kerkelijk gezag van het Aartsbisdom Utrecht. Tijdens het graafschap van graaf Dirk VI werd de houten Burcht van Leiden vervangen door een stenen. De burcht stond op een motte en bestond uit een ronde muur met daarin een donjon. Vanuit deze burcht (waarvan de resten nog steeds in het centrum van Leiden staan) zouden de graven van Holland het gebied voortaan besturen. In 1156 loste Dirk VI de slepende kwestie rond de Echternachse kerken op. Rond 923 had Dirk I in Egmond een klooster gesticht. Deze Abdij van Egmond kreeg de kerkelijke rechten over het gebied, in plaats van de door Willibrordus gestichte Abdij van Echternach. De abdij van Echternach ondernam herhaaldelijk pogingen het verloren bezit terug te krijgen; dit had tot gevolg dat in 1063 de bisschop Willem I van Utrecht de kerken in het gebied over beide abdijen verdeelde. De abdij van Egmond wilde deze verdeling uiteraard niet accepteren. Dirk VI loste het conflict op door de abdij van Echternach, in ruil voor de gebieden, land op Schouwen en de inkomsten van de grote kerk in Vlaardingen te schenken. Dat de abt van Egmond, die bij de overdracht aanwezig was, weinig gecharmeerd was van deze oplossing, bleek wel toen hij Dirk VI en zijn zoon Floris kort erop in de ban deed. Deze ban is er waarschijnlijk de oorzaak van dat Dirk VI niet in Egmond maar in de Abdij van Rijnsburg werd begraven. [wikipedia] | van Holland, Dirk VI (I20906)
|
2186 | Toen zijn vader in 1129 overleed volgde hij die op als graaf van Gelre en graaf van Wassenberg. Hij trouwde met Ermgard van Zutphen, de erfdochter van het graafschap Zutphen wier bezittingen bestonden uit gebied ten oosten van de IJssel (Zutphen) en talrijke buitenposten in Friesland, Westfalen en het Rijnland. Gerard handhaafde deze erfenis tegen de bisschop van Münster en kreeg daarbij steun van de hertog van Neder-Lotharingen. [wikipedia] | van Gelre, Gerard II (I20309)
|
2187 | Toen zijn zoon Godfried in 977 werd gedood tijdens een veldtocht van Otto II in Bohemen, trok Megingoz IV zich terug en bestuurde zijn bezittingen. Gerberga, de echtgenote van Megingoz, stichtte de abdij van Vilich, ten noordoosten van Bonn. Zij stierf in 995. Megingoz stierf kort daarop, na 998. [wikipedia] | Megingoz (I20618)
|
2188 | Tonis Dircxz (S) ende Dieuwertgen Thonisdr sijn huijsvrouwe met Dirck ende Harmon hare kinderen item Arien Joppen heur knecht - 5 hoofden | Gezin F223749049
|
2189 | Transcriptie van Staten van Goed Sint-Pauwels register 376 folio 13v en 14 (foto 349 en 350) Haudenesbrief van de vijf joncxste kinderen van Andries [ver]berchmoest die hij hadde bij Anna Roosen Op den XVI septembri 1592 zoo zijn [ver]gadert gheweeset ten huyse van Adriaen [Ver]berckmoest S[in]te-Pauwels teghenover de kerk over een zijde Anna Roose w[eduw]e van wijlent s[aliger] m[emori] Andries [Ver]berckmoest gheassisteert met Andries Roose, Gillis Nonneman haer broeders ende ter andere zijde Pieter de Bare, Mattheeus [Ver]berckmoest en[de] Olivier van Vlierberghe als wettel[ijck] staen[de] voichden van[de] vijff joncxste kinderen van[de] voorn[oemde] Andries [Ver]berckmoest, mits oock Joos van Vlierberghe, Jan Saman en[de] Henderic van Zele als voichden vande weze Andries [Ver]berckmoest ghenaempt Margriete die hij hadde bij Lievyne Borms, alwaer dat zij t’samen zijn [ver]accordeert met de voorn[oemde] w[eduw]e en[de] haere voichden ter causen van[de] uuytcoop vanden havel[ijck] goede achterghelaten bij den voorn[oemde] overledene, zoo van schulden van baten als schulden van achterdele ten voorn[oemde] sterfhuyse bevonden. egheene uuytghestoken in der manieren zoo hier naer volgt. Eerst zoo heeft de voorn[oemde] w[eduw]e aenghenomen te hauden de voorn[oemde] zes kin[deren] te weten Driesken, Pierken, Lauwerijnken, Pierijnken en[de] Maeijken die hij hadde bij de voorn[oemde] Anna Roose mits oock Grietken dat hij hadde bij Lievyne Borms, een[en] termijn van zeven jaeren innegaen[de] d’eerste kerssavont naestco[m]mende 1592 en[de] expiren[de] het leste jaer van zevenen als men sal schrijven kerss[avon]t 1599, welcken voorn[oemde] VI kinderen zij wed[uwe] aenghenomen heeft te hauden den voorn[oemde] tyt, vrij van montcosten, cleederen, reeden van cause [ver]scheen, zieck en[de] ghesont, mits oock van alle andere behoirl[ijck] oncosten van zettinghen, bruylochten, kinderheffen en[de] dierghelijcken zaken, dus belooft zij oock redelijck te doen leeren lesen en[de] schrijven de voorn[oemde] twee kinthtkerns binnen de voorn[oemde] zeven jaeren, waerboven zij voochden van[de] voorn[oemde] kinderen haer hauwerigge ghelaten hebben alle het haeffelijck goet ten voorn[oemde] sterfhuyse bevonden ‘t zij peerden, keyen, verckenen, graen inde schueren, en[de] voorts alle andere vruchten gheen uuytghestoken, dus [ver]moch zij oock de ghebruycken de huysen en[de] alle de gronden van erfven ‘t zij patermonie oft conguest, dus eyst bespreck dat zij hauderigghe moet onderhauden de voorn[oemde] huysen van daeke, vursten, weghen, platen, heerne boomen en[de] voorts alle behoorl[ijcke] reparatie die aen voorn[oemde] huyzen behooren sal binnen den voorn[oemde] tyt. Bovendesen moet zij w[eduw]e oock nemen en[de] betaelen alle de schulden achterstellen van renten tot ten expireren van[de] voorn[oemde] VII jaeren, dus zijn haer toeghelaten tot hueren profijte alle de schulden van baten die ten voorn[oemde] sterfhuyse bevonden zijn, dus belooft de voorn[oemde] w[eduw]e de voorn[oemde] voochden over haerl[ieden] wezen te betaelen over haere vaderl[ijck] haeffel[ijck] goet de somme van zevenentwintich pon[den] groot[en] eens tzoo verre dat de voorn[oemde] w[eduw]e verjaecht en[de] berooft wirt 't zij bij den vijant oft and[ere] soldaten dat zy 't goet moeste verlaten, zoo beloven de voochden te accorderen met de voorn[oemde] w[eduw]e naer ‘t zegghen van lieden met eeren mits conditie datter eenghe van[de] voorn[oemde] zes kinderen quame ten huwel[ijck] staete, zoo es zij hauwerigghe ghehauden te gheven haer portie van[de] voorn[oemde] som[m]e en[de] zijn portie van[de] gronden van erfven naer costume van[de] land voor werlck voorn[oemde] soede van XXVII p[ond] g[rooten] zij w[eduw]e met haere voichden belooft en[de] belooft mits desen te stellen alle haer part en[de] deel haer copeters in de gronden van erfven ten voorn[oemde] sterfhuyse bevonden uuytwy- sende den staet van goede tot een[en] zekre som[m]e daen te [ver]haelen de voorn[oemde] som[m]e zoo verre zij ‘t zelve niet en betaelde ende belooft 't zelve te [ver]kennen voor schepenen van[de] vierschaere van Kemzeke en[de] S[int]-Pauwels, boven desen is oock gheconsenteert de voorn[oemde] w[eduw]e indien zij eenich haut ghebreck hadde om[m]e de reparae[tie] van[de] voorn[oemde] huyzen [ver]mach zij ‘t zelve te cappen aen[de] voorn[oemde] hofstede ofte lant. Dit is aldus ghedaen ten daeghe en[de] jaere als vorent in kennesse der waerheyt zoo hebben de voorn[oemde] Gillis Nonneman en[de] Andries Roose dit onderteeckent over en[de] uuyten- naeme van[de] voorn[oemde] w[eduw]e haerl[iede] zuster en[de] de voichden van[de] voorn[oemde] wezen ter andere tone ter co[nsent] onderteeckent Pieter Baere, M van[de] Berckmoest, O Vlierberghe, J Vlierberghe Henderic van Zele, Gilles Nonneman, Andries Roose met zekr hanteeckenen ende met 't merc Jan Saman | Gezin F223748638
|
2190 | Transcriptie van Staten van Goed Stekene register 578 folio 7 e.v. (foto 2549 t/m 2568) pg 195 Conditien ende bespreken op de welcke men van weghen Pieter van Duffel ende Gillis van Goethem het huwelijck hebbende Susanna van Duffel midtgaders Pieter de Smet fg pieters als vooght beneffens den voornoemde Pieter van Duffel van weesen van wijlent Jan van Duffel gewonnen bij Marie Goemans sullen vercoopen alle de cleederen lijnwaet diverschen huijs- raet als anderssints te bevinden ten sterfhuijse van Livijne Schelfhaut lest weduwe van Cornelis van Goethem en te voorent van Andries van Duffel emmers pg 196 soo ende gelijck ter taeffel sal gebrocht worden Eerst ende alvooren sullen de coopers gehauden sijn de penningen dependerende aen haen hunnen coopschat contant te betaelen alheer sij met huive gecochte goederen sullen (ver)moghen wegh te gaen op pene dat, de ghene ju saute sullen blijven gehauden sijn te restitueren t'welck andermael sal vercocht worden a sol eengier over geldeade sal blijven in proffijte vande ver- coopers ende min geldende als het op hun is afgeslaegen de courtresse aen hun te ver- haelen Sullende de betaelinge moeten geschieden aen Laureijs van pg 197 Puijvelde Ende waert saeken datter imant vande coopers debeth bleve van hune coopn met contante te betaelen sullen sij coopers gehauden sijn dese conditien t'hunnen laste te laeten te ijsen wettelijck ende executoir soo voor schepenen deser vierschaere van Stekene ende aleminne elders daer het de (ver)coopers goetduncken ende beliefven sal in het ouderhouden en volcommen van alle het ghene voorschr(even) sijn sij coopers bij desen ghevende vollemacht procuratie speciale ende irrevocabel aen ….. ende aen alle thoonders deser int besondere met macht van eenen ofte- meer te suvmitteren oome de selve condempnatie te doogen onder het (ver)bant als naer reechte tóorconden desen 5e des jaers 1715 Alvooren een tallioire en een elle Frans Corneel -- III g(rooten) pg 198 1e hauten candelaer Jan Roilant -- III g(rooten) pg 199 i(tem) vlaut maelaeken Matthuijs van Overloop -- I s(chelling) VI g(rooten) pg 200 De saelie de w(eduw)e Joos van Hereweyen -- XVIII s(chelling) II g(rooten) pg 201 item aemelaken w(eduw)e Jan van Duffel -- IIII s(chelling) VIII g(rooten) pg 202 item treckmutsen Pieter van Duffel -- II s(chelling) VIII g(rooten) pg 203 item snotdoeck P(iete)r van Duffel -- VI s(chelling) VII g(rooten) pg 204 item hemde P(iete)r dHanis -- III s(chelling) IIII g(rooten) pg 205 item paer lakens Frans Corneel -- IX s(chelling) II g(rooten) pg 206 Pluymen cussens P(ieter) van Duffel -- XII s(chelling) g(rooten) pg 207 item coesser G(illis) van Goethem -- X s(chelling) VI g(rooten) I mijtie pensen a xstys two tot dry honder veertich beden P(ieter) van Duffel -- I p(ond) XIIII s(chelling) VI g(rooten) S?? vande voorschr(even) venditie bedr(aeght) -- XXXIX p(ond) II s(chelling) X g(rooten) Item neempt den rendaut Laurs van Puijvelde boven de voorn(oemde) vennditie noch tóntfanghen van Marijnis Duerink tot Sinay de somme van vijf pon(d) groo(te)n over téstat van coop vanden brauthalie dus hier de sel(ve) -- V p(ond) g(rooten) Item neempt van gelijcken te ontfangen van Fran Corneel over geleverde bieren ter somme van -- III p(ond) III s(chelling) g(rooten) Item van Laurs Duyck alsvooren over geleverde bieren -- I p(ond) II s(chelling) g(rooten) Item van Thoomaes Wuytack pg 208 neempt alsvooren te ontfangen over geleverde bieren ter somme van -- I p(ond) X s(chellig) g(rooten) S? tsaemen van vooren ontfanck bedr(aeght) -- XLIX p(ond) XVII s(chelling) X g(rooten) Uuytgeeff en bewijs van betaelinge opden voors(reven) ont- fanck gedaen als volght Alvooren betaelt aen P(iete)r van Duffel over het becostigen van het jaergetijde dat noch voor de overledene moet gedaen worden ter somme van -- I p(ond) X s(chelling) g(rooten) Als sel(ve) betaelen over teeringhen gedaen int liquideren van desen sterfhuyse door de hoirs en vooghden den 29en Meye 1715 ter somme van -- X s(chelling) g(rooten) Item den rendaut aen sijn sel(ven) over t'ophunnen en goetmaecken van penningen hier vooren (ver)antwoort t'hauden van venditie stellen de liquidatie t'stellen regte tot de authorisa(ti)e vande weesen tothet (ver)coopen van(de) landen t'(ver)schot van de sel(ve) over de noodige segels kerckgebeden als veel andere besoignien voor den pg 209 selven sterfhuyse gedaen ts(ame)n ter somme van -- IIII p(ond) IIII s(chelling) VI g(rooten) En den ontfanck hier vooren staen bedr(aeght) -- XLIX p(ond) XVII s(chelling) X g(rooten) Dus blijck dat den rendant meer heeft ontfangen dan uuytgegeven en oversulckx suyver te cort en schuldigh blijft -- XLIII p(ond) XIIII s(chelling) IIII g(rooten) Aldus onderlinge gerekent desen XIIIIe Juny 1715 van welck voorschr(even) slot van dryen veertich ponden derthien schell(inghen) vier gr(ooten) dit ond(erteeck)ent P(iete)r van Duffel bekent van Laurs van Puyvelde in voldoeninge van t'selven slot ontfangen te hebben tot ses pon(d) derthien schell(ingen) acht gr(ooten) en den onderschr(even Gillis van Goethem tot sevenendertich pon(d) gr(ooten) waer mede wij bekennen van heer Puyvelde ten vollen voldaen te sine ons t'oorcon(de) et supra Pieter dan Duffel Gillis van Goethem 1715 nog vier kladvellen aanwezig in het orgineel met optellingen van de bedragen van diverse coopers | Schelfhaut, Livijne (I19672)
|
2191 | Trijntie Vlieg In 't Hart | Ambagsheer, Johanna (I3137)
|
2192 | Trijntie Vlieg In 't Hart | Ambagtsheer, Johanna (I3124)
|
2193 | Trouwboek Ridderkerk: Anno 1636. Jacob Teunisse, Jogesel van Risiort, en Barbertken WILLEMS, Jojedr van Ridderkerck, eerstegebodt gegeven den 23 November, bevesticht in Ridderkerk den 14 December. Ons voorgeslacht 1957, bldz.5: Grafzerk uit kerk te Rijsoord: "Hier leijt begraven Jacob Teunissen LEGERWERFF oud 87 jaeren. Hij sterft den 18 Januarij anno 1695". | Gezin F223747865
|
2194 | Truyken Lenaerts van Erffrente moeder te overluyden ende van den baercleet III Rgl. X s. | Meermans, Geertruijda (I22161)
|
2195 | Tussen 1750 en 1763 genoemd in aangifte successie rechten bron«tab»aangifte successierecht Gouda 1750-1763 toegangsnummer«tab»ac1 inventarisnummer«tab»3866 bladzijde«tab»191 plaatsnaam«tab»Gouda instelling «tab»Streekarchief Midden-Holland | Ambaghtsheer, Maria (I3221)
|
2196 | Tweelingen dogters van Hendrik Janssen en Catharina Hendriksen in Dalfsen | Joanna Hendriks (I23327)
|
2197 | Tweelingen dogters van Hendrik Janssen en Catharina Hendriksen in Dalfsen | Aaltje Hendriks (I23326)
|
2198 | Udo nam in 861 samen met zijn broers deel aan de mislukte opstand van Karloman van Beieren tegen diens vader Lodewijk de Duitser. Daarna vluchtten ze naar hun familielid Adalhard de Seneschalk aan het hof van Lotharius II. Met hem vluchtten ze later naar Karel de Kale. Karel gaf ze verantwoordelijkheden in de verdediging van Neustrië tegen de Vikingen. Dit bracht ze echter ook in conflict met de lokale adel. Uiteindelijk verloren Udo en zijn verwanten in 865 de gunst van Karel, de graafschappen van Udo werden aan Gauzlin van Maine gegeven. In 876 overleed Lodewijk de Duitser en konden Udo en zijn broers terugkeren naar huis. Ze verplaatsten samen met hun vader in 879 het klooster van St Severus naar Gemünden, waar hun vader intrad als monnik en kort later stierf. [wikipedia] | Udo graaf van Lhangouw (I20626)
|
2199 | Uit Certificicaat Nationale Militie lengte: 1 el 726 str. aangezicht lang voorhoofd plat oogen blaauw neus oud mond groot kin rond haar bruin wenkbraauwen idem merkbare teekenen geene vrijgesteld vanwege huweljk | de Graaf, Hendrikus Hendriks (I422)
|
2200 | Uit de boedelinventaris van Hulster Ambacht benoorden leren we dat Jacobus en Isabelle een huis bewoonde in de polder Langendam met 100 roede land aan de zeildijk afgeschermd met een haag in de 5e gang ex. no 14. Bij het overlijden van Jacobus neemt schoonzoon Josephus Vergragt de boedel over inc. alle schulden. Met de belofte zijne huisvrouw's ouders Isabella van Duffel en Jacobus Verschoren voor de rest van haar leven te onderhouden. Dit belofte is op zich wat vreemd omdat Jacobus natuurlijk net was overleden. De 3 overige kinderen Gillis, Jacobus en de minderjarige Catharina (van wie de voogd Paulus de Meu) moet hij 150 gulden betalen ter compensatie van het verlies van de moederlijke erfenis. Er wordt melding gemaakt van een huis in den polder den Langendam met een hondert roede land salvo justo valt op 57 Ro afgezet met een doornehaag aan de Zeildijk in den 5e gang ex. No 14 Er blijkt echter nog een belastingschuld vanwege de 40ste penning op de erfenis te bestaan die wordt geschat op 15 gulden | van Schoren, Jacobus (I366)
|