Aantekeningen |
- Kort na het huwelijk verblijft het echtpaar korte tijd in Delf waar Cornelis de bene neemt en niet meer terugkeert. Hij laat zijn jonge vrouw waarschijnlijk achter met zijn vijfjarige dochter uit zijn eerste huwelijk.
Zo blijkt uit een vonnis bij de huwelijkse bijlage van Gerarda's tweede huwelijk [2]
- Extract uit huwelijkse bijlagen van Gerarda Ligterink en Dirk Nieuwede
In naam des Konings.
De arrondissements regtbank te ‘s-Gravenhage heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van
Gerarda Gesina Ligtrink, huisvrouw van Kornelis van Voorst, vroeger gewoond hebbende te Delft, thans zich bevindende te Utrecht, eischeresse comparerende bij den procureur H. L. Troost tegen
evengemelden Kornelis van Voorst, laatstelijk zijne woonplaats gehad hebbende te Delft doch thans afwezig, gedaagde met comparerende.
De procureur der eischeresse heeft genomen de volgende conclusie;
Aangezien de eischeresse op den twintigsten november achtienhonderddertig met gemelden Cornelis van Voorst te Vleuten gehuwd zijnde, met denzelven slechts korten tijd te Delft heeft gewoond, terwijl hij reeds op den derden january achttienhonderdeenendertig het gemeenschappelijk domicile verlaten heeft zonder dat de eischeresse immer iets meer van denzelven heeft vernomen.
Aangezien van den tijd van dit heengaan onder anderen blijjkt uit eenen brief welke alle kenmerken draagt in dien tijd geschreven te zijn en waarbij aan de ouders van de eischeresse door den tegenwoordigen predikant S. Benneweg van dit vertrek wordt kennis gegeven.
Aangezien de eischeresse wenschende een ander huwelijk aantegaan van deze regtbank respectievelijk bij drie vonnisssen van den tweeden maart, tweeëntwintig juny en tweeden november achtienhonderdeenendertig vergunning heeft bekomen haren afwezigen echtenoot op te roepen ten einde binnen de daarbij bepaalde termijnen in persoon of door iemand van zijnentwege ter griffie dezen regtbank van zijn aanwezen te doen blijjken.
Aangezien de derde oproeping op de wijze bij het laatste vonnis bepaald tegen den vijftienden dezer maand february bij exploit van den achtsten november des vorigen jaars heeft plaats gehad, gelijk danook dit exploit in de staatscourant van den elfden november daaraanvolgende is geplaatst.
Aangezien echter ook dien vijftienden february is voorbij gegaan zonder dat der eischeresse echtgenoot is opgekomen of aan zijn aanwezen heeft blijk gegeven ter griffie dezer regtbank.
Aangezien er hier alzoo voldoende termen aanwezig zijn om het verzoek der eischeresse overeenkomstig artikel vijfhonderdvijftig van het burgerlijk wetboek, gelijkt hetzelve bij het laatst gemeld exploit van elf november is vermeld, toe te staan
Zoo verzoekt en concludeert Hermannus Lambertus Troost als procureur der eischeresse dat vermits het niet verschijnen op de drie achtereenvolgende plaats gehad hebben oproepingen van meer genoemden haren echtgenoot Kornils van Voorst ter griffie dezer regtbank om van zijn aanwezen te doen blijken aan haer bij vonnis dezer regtbank moge worden vergund een ander huwelijk aan te gaan met veroordeeling van den gedaagde in de kosten der genoemde procedure.
De regtbank de eischeresse gehoord;
Gehoord den officier en zijne conlusie daartoe strekkende dat aan de eischeresse hare vordering zal worden toegewezen en dat haar zal worden vergund een ander huwelijk aan te gaan.
Gezien de stukken;
Overwegende dat de eischeresse op grond dat haar man Kornelis van Voorst met welken zij den twintigsten november achttienhonderddertig te Vleuten is gehuwd, reeds sedert january achttienhonderdeenendertig de gemeenschappelijke woning te Delft zoude hebben verlaten zonder dat zij eischeresse immer iets van hem vernomen heeft, zich bij requeste tot deze regtbank heeft gewend ten einde verlof te bekomen om voornoemden haren man bij openbare dagvaardingen op te roepen.
Overwegende dat het door de eischeresse geposeerde onder anderen wordt bevestigd door eene verklaring van den burgemeester van Vleuten en de Meern en door een certificaat van policie te Utrecht beiden behoorlijke geregistreerd.
Overwegende dat de regtbank bij vonnissen van twee maart tweeëntwintig juny en twee november achttienhonderdeenenveertig de openbare oproepingen ingevolge de wet heeft bevolen op welke noch de gedaagde noch iemand van zijntwege van zijn aanwezen heeft doen blijken.
Overwegende dat alzoo voor bewezen moet worden gehouden dat de gedaagde meer dan tien jaren van zijne woonplaats afwezig is zonder dat er eenige tijding van deszelfs leven of dood is ingenomen.
Gezien artikel vijfhonderdnegenenveertig en vijfhonderdenvijftig van het burgerlijk wetboek.
Regt doende vergunt aan de eischeresse het aangaan van een ander huwelijk.
En veroordeelt den gedaagde in de kosten van den processe.
Claus gewezen bij de heeren mr. P. J. Elout fungerend president, mr. L Asser regter, mr A. H. van der Kemp regter plaatsvervanger en gepronunueerde in tegenwoordigheid van de heeren mr. B. van den Velden officier, mr. S. J. van Rhijn griffier geteekend.
[2]
|