Aantekeningen |
- was paltsgraaf van Lotharingen en de machtigste edelman van het Rijnland.
Herman volgde zijn vader op als graaf van de Bonngouw, Eifelgouw, Mieblgouw, Zülpichgouw, Keldagouw, Alzey en de Auelgouw. Daarnaast was hij voogd van het aartsbisdom Keulen en van een groot aantal kloosters. Ook had hij grote persoonlijke bezittingen in het Rijnland, het Moezeldal en Opper-Lotharingen.
In 955 nam hij als een van de weinige Lotharingse edelen deel aan de slag op het Lechveld, vermoedelijk omdat zijn vrouw verwant was aan bisschop Ulrich van Augsburg die die stad tegen de Hongaren had verdedigd. Herman volgde Otto I de Grote meerdere malen op zijn Italiaanse veldtochten. Herman steunde Otto III en onderhandelde namens hem met de troonpretendent Hendrik II van Beieren. Als dank daarvoor werd hij in 985 benoemd tot paltsgraaf. Hij was ook aanwezig bij de ontmoeting van Otto III en regentes Adelheid, met koning Hugo Capet van Frankrijk.
Er is geen enkele aanwijzing dat hij in enige zin "zwak" zou zijn, aangenomen wordt dat zijn bijnaam is ontstaan uit een grap.
[wikipedia]
|