Aantekeningen |
- In 1624 legt Henrick Henricxz Orbaer, omtrent 24 jaar oud, knecht van Thonis Jansz Moll, smid te Amersfoort een verklaring af over bedorven spek (Not. Amersfoort, Notaris J. van Ingen AT002a002,fol. 348; 11-04-1624).
Lidm. Scherpenzeel herfst 1626: Hendrick Hendricksen, smidt.
Lidm. Scherpenzeel 02-09-1627: Berbera Janssen hv mr.Hendrijck de smidt, diacon.
In 1631 laten Hendrijck Hendrijcksz Orbaer en Barbara Jansdr hun testament op de langstlevend emaken. Octrooi Hof van Utrecht 10-11-1631 (Recht. Arch. Scherpenzeel 1, fol. 41,41vo; 08-12-1631).
Van 1626-1628 is Hendrick Hendricksz Orbaer diaken van Scherpenzeel.
In 1633, 1634, 1639-1644, 1656, 1664 en 1665 is Hendrick Hendricksz Orbaer ouderling van Scherpenzeel.
Van 1635-1640 is Hendrick Hendricksz Orbaer kerkmeester van Scherpenzeel.
Van 1635-1652 is Hendrick den Orbaer eigenaar van een huis aan het oosteind (kadaster 1832: Sectie D374,375. Oosteinde zuidzijde. Groot 0.08.40 ha. Hofpacht f 5,75/6,05).
In 1635 eist Thonis Goertsz betaling van 105 gulden van Hendrijck Hendrijcksz Orbaer (Recht. Arch. Scherpenzeel 1, fol. 21vo; 16-02-1635).
In 1636 eist Hendrick Hendricksz Orbaer kerkmeester betaling van drie gulden arbeidsloon van Cornelis Huijbertsz voor het maken van een ploeg uit naam van zijn zwager Gerret Jansz (Recht. Arch. Scherpenzeel 1, fol. 63 en nr. 2, fol. 48; 21-03-1636).
In 1637 eist Hendrick Hendricksz Orbaer kerkmeester betaling van 21 gulden smeeloon van Reijer Jacobsz (Recht. Arch. Scherpenzeel 2, fol. 63vo; 01-05-1637 en nr. 1, fol. 74 en 2, fol. 65,66; 04-09-1637).
In 1639 leent Steven Gerritsen Boode 1000 gulden van Henrick Henricksen Oirboir, momber van het onmondige kind van zal. Evert Jansen x Jannitgen Jans, wonende op Landtaes. Onderpand: de helft van Veenschoeten. Henrick wordt mede beleend met Veenschoeten. (Leenboek Huis Scherpenzeel 141, fol.210; 26-08-1639).
In 1641 wordt Cornelis Colaesz door Hendrick den Orbaer voor het gerecht gedaagd (Recht. Arch.Scherpenzeel 2, fol. 110; 01-03-1641).
In 1641 worde Cornelis Colaesz, rademaker en Hendrick den Orbaer beboet met 4 herenponden wegens vechten ten huize van Frans Cornelisz (Recht. Arch. Scherpenzeel 1, fol. 92 en 2, fol. 11, 120vo; 05-07-1641).
In 1642 eist Jan Gijsbertsz Bosch betaling van een gulden door Henrick den Orbaer wegens betaald loon aan mr. Steven wegens een kwetsuur hem door Henrick aangedaan (Recht. Arch. Scherpenzeel 2, fol. 135vo-144vo; 28-03-1642 – 01-08-1642).
Graf 46 in de Grote Kerk: HENRICK.DEN.OURBER ANNO 1642.
In 1642 en 1652 is Hendrick den Orbaer leenman van Huis Scherpenzeel (Leenboek Huis Scherpenzeel 141, fol. 216; 23-06-1642 en fol. 237vo; 12-07-1652).
Hendrick Orbaers als kerkmeester tot Scherpenzeel en mede vanwege de onmondige kinderen van Wouter Hendricksz Orbaer achtergelaten contra Cors Cornelisz als borg voor Aelt Pelen x Zaertje Willems tot kennen of ontkennen van sijn hant staende onder obligatie van 5-8-1637. (Dorpsgerecht
Amerongen 125; 02-10-1648).
In 1655 wordt Hendrick den Oirbaer door Cornelis Anthonisz voor het gerecht gedaagd wegens belediging (Recht. Arch. Scherpenzeel 3, fol. 15-01-1655).
In 1655 stelt Jacob Woutersz als momber van de onmondige kinderen van Willem Lubbertsz x zal. Theuntgen Woutersz aan als borgen: Anthonis Elisz van Roijwinckel en Hendrick den Orbaer (Recht. Arch. Scherpenzeel 3; 17-03-1655). [1]
|