Aantekeningen |
- 190 Hend. van Aalst en Elisabeth van Hulsteijn e.l. verklaren te hebben verkocht en kracht en mits dezen te cederen, te transporteren en in een volle eigendom op te dragen en over te geven aan en ten behoeve van Gysbert van Kolffschooten hun huis en erf benevens de daarin zijnde grutmolen, staande en gelegen binnen deze stad op de Beek op de hoek van de Nyestad [enz.], verklarende de comparanten van de volle kooppennignen ad 4250 gl. vrij geld voldaan en betaald te wezen [enz.] [enz.] [enz.]; [3]
- 176 Hendrik van Aalst en Elisabeth Hulsteijn e.l. verklaren oprecht en deugdelijk schuldig te wezen aan en ten behoeve van Juffr. Hendrica de Greeve een kapitale summa van 950 Caroli gl., herkomende wegens aan comparanten in klinkende gelde verstrekte en wel aangetelde penningen, belovende comparanten het gemelde kapitaal te zullen restitueren heden over een jaar met de renten van dien ad 3 gl. 10 stuiver van ieder honderd gl. [enz.], tot securiteit van welk kapitaal met de daarop te verlopen renten en op te lopen kosten de comparanten e.l. mits dezen zijn verbindende hun personen, erfgenamen en goederen, gerede en ongerede, en bovendien tot een speciaal hypotheek en onderpand stellen hunlieder huis en erve en annexe grutmolen, alhier binnen Arnhem op de Beek staande en gelegen [enz.]; [4]
- 173 Hendrick van Aalst en Elisabeth van Hulstein e.l. verklaren wegens van tijd tot tijd aan hunlieden ter leen en te dank verstrekte penningen oprecht en deugdelijk schuldig te zijn aan Brand van Hulsteijn en Elisabeth Odendael e.l. een kapitale summa van 650 gl. met belofte om voor interesse van ieder honderd gl. jaarlijks te zullen betalen 3½ gl. van het honderd [enz.], tot securiteit van welk kapitaal, daarop te verlopen renten en aan te wenden kosten comparanten verklaren boven het generaal verband van hun personen en goederen te verbinden derzelver huis en grutmolen, alhier op de Beek op de hoek van de Nijestad staande en door comparanten zelf bewoond wordende [enz.]; [5]
- 108 Hendrik van Aalst verklaart wegens genegotieerde en ten dank ontvangen penningen oprecht en deugdelijk schuldig te zijn aan de heer D. baron van Lijnden en vrouwe Catharina Lucia Pater e.l., heer en vrouwe tot den Swanenburgh, een kapitale summa, groot 3000 gl. Hollands, en voor interessen van gemeld kapitaal te zullen betalen 3 gl. 5 stuiver van het honderd [enz.], tot securiteit van welk kapitaal, interesse en aan te wenden kosten comparant verklaart te verbinden in het generaal zijn persoon en goederen, maar ook speciaal zijn huis en grutterije, binnen deze stad in de Nieuwstad staande, zo en als hetzelve door comparant van Gilia Barta van Domseler, weduwe van wijlen Hendrik van Hulstein, en haar 2 meerderjarige dochters Elisabeth en Berendina van Hulstein op 29-01-1762 is aangekocht en aan hem getransporteerd is geworden [enz.]; [6]
|