Aantekeningen |
- 19.08.1643
225v Geeman Jansz Bouman, onsen schepen, draagt over aen Adriaen Huygensz, mede wonende te Wijngaerden, 8 m ofte een weerken op Ruybroeck met huysinge ende schuyer daer op staende, oost: Marijken Pieters, weduwe van Willem Thonisz met haer kinderen, en west: Crijnen weer. Voldaen. (Weer 71).
10.08.1646
236v Adriaen Jaspersz Baen, woonende aen het Oosteyndt van Papendrecht, als man en voocht van Annicken Aertsedr, draagt over aen Geeman Jansz Bouman, woonende op Ruybroeck, een weerken van 5 m 1 h op het Westeyndt van Wijngaerden, oost: voorn. Geeman Jansz c.s. en west: het vlietweer. Voldaen. (Weer 2).
21.08.1646
239 (Zie ook blz. 236v). Geeman Jansz Bouman, woonende op Ruybroeck, is schuldich aen Adriaen Jaspersz Baen, woonende op het Oosteyndt van Papendrecht, 2250,- spruytende uyt reste van cooppenningen van een weerken van 5 m 1 h op het west-eyndt van Wijngaerden. Oost: voorn. Geeman Jansz, west: den Ed. heere van Wijngaerden. Betalen in 3 jaren. Pand: het weer. (Weer 2).
28.11.1650
30v Aryen Huybertss, ontrent 20 jaren, Jan Andriess, ontrent 23 jaren, beyde woonende op Ruybroeck, verclaren (ter rechtelijcken versoecke van Willem Pauw, Bailliu ende Schout deser heerlijkheyt), dat sijluyden neffens meer andere, op ten 24. July 1650, wesende eenen soendach, zijn geweest tot het gehoor van de predicatie in de kerck van Wijngaerden, ende dat alsdoen, naerdat de predicatie was geeyndigt ende den segen des Heeren over de gemeynte ende volckeren aldaer vergadert zijnde, was uytgesproken, bij Henrick Silvester, secretaris tot Wijngaerden een beleth (=biljet) is afgelesen, dat een yder van de ingelanden onder Wijngaerden ende Ruybroeck souden comen betalen sekere penningen die buiten 't gewone bij Stedehouder ende Schepenen van Wijngaerden ende Ruybroeck waren omgeslagen, spruytende uyt sekere vereeringe van sekere afgevaerdigden uyt de Schepenen belooft aen den wel Ed. Heer van Wijngaerden omme daerdoor te stuyten de costen van huldinge als andersins. Ende het belet gelesen zijnde soo verclaren sij, datter alsdoen eenige heftige twistwoorden tusschen den Stedehouder (IJsbrant Cornelisz) ende eenen Geeman Janss, woonende op Ruybroeck, in de Kerck, over den omslagh van die penningen zijn gevallen, ende dat den Stedehouder buyten de Kerck gecomen zijnde, tegens Geeman Janss seyde: "In gevalle wij 't beste niet en hadden gedaen, soo soude menheer ende mevrou van Wijngaerden anders een nieuwe galge ende radt doen stellen hebben tot groote costen van de ingesetenen." Ende verclaert Jan Andriess voorder, dat Geeman Janss hevich zijnde, daerop heeft geseyt: "Hádt galgh en radt laten stellen! Ende hadder uluyden aen laten hangen, ende haer daerboven (bedoelende daermede heere en mevrouwe van Wijngaerden, midtsgaders Bailliu ende Schepenen). Ende Aryen Huybertss verclaert desgelijks.
13.04.1651 (Donderdach)
48v Geeman Jansz Bouman, eyser tegen IJsbrant Cornelisz. Akte is hevig doorgehaald. Eronder staat: Alsoo desen Eyschs ten dage dienende bij tusschenspreken van goede mannen tot overeenstemming is gebracht, soo is den selven als blijckt geheel doorschrabt, doot en teniete gedaen. W. Pauw, Jacop Mertensen, Mels Woutersen.
29.06.1651
261v Aryaenken Geerits, woonende te Streefkerck, weduwe van Jan Dircxz. cleermaker, gesteund door Jan Jansz (van Erkelens) schoemaker tot Alblas, draagt over aen de drie naergelaten kinderen van zaliger Sijken Adriaens Haen (waervan haer man Geeman Jansz Bouman de vader is), ontrent 412½ r in Wijngaerden in Huybert Cornelisz huysweer; oost: Jan (Thijssen) weer, en west: het Kerckenweer. Ende heeft Adriaen Aertsz Haen (de opa) als voocht van de voors. kinderen belooft het landt in buyerrecht te onderhouden ende gebruycken. Voldaen (Weer 35).
05.10.1653
281v ......(door tusschenspreken van IJsbrant Cornelisz, stadhouder, Jacob Meertensz ende Andries Ariensz schepenen van Wijngaerden, do. Jacobus de Jeu, predicant tot Slydrecht, Geeman Jansz Bouman, schepen in Wijngaerden, Dirck Pouwelsz ende Cornelis Willemsz Evenblij, secretaris tot Out Alblas)....
02.12.1655 (Donderdagh)
51 Geeman Jansz Bouman in Wijngaerden tegen Dirck Tonisz, mede in Wijngaerden, gedaechde. Alsoo Dirck Tonisz sich vervordert heeft op den 15en november 1655, sijnde Gorcumse paerdemerckt, seecker grau merypaert, hem, Geeman toebehoorende, sonder eenigen toestemminge ofte voorweten van hem, eiser, alwaer tselve aldaer gebonden stont, aff te nemen ende tselve soodanich te rijden ende te vermoeyen, dat het voors. merypaert nu op saterdach voorleden op Gyessendam (alwaer gedaechde tselve hadde ter neder geseth) gestorven is, soo wil hij, Geeman dat Dirck veroordeeld zal worden de waerde van dien te vergoeden, t.w. 136 car. gld..
13.01.1660 Dynsdach
52 Buitengewone rechtdach. Adriaen Evenblij, secretaris van Wijngaerden ende Ruybroeck ende mitsdien gaerder van de tienden aldaer toecomende den Ed. Heere Carel van Wijngaerden, heere van Benthuysen, Wijngaerden, Ruybroeck ende Palensteyn, Ambachtsheer van Soetermeer en Segwaert, enz, eyser tegen Geeman Jansz Bouman wonend op Ruybroeck, gedaechde. Alsoo Geeman sich verstout ende onderstaen heeft van 1655 t/m 1658 van seeckere twee stucken teellant, gelegen op Ruybroeck, buyten weten ende sonder toestemming van den eyser, wech te halen ende thuys te voeren 't geheele gewas van dat teellant, soo boonen, gellingh, als salingh, sonder de selve door den eyser te sijn vertient, te cort doende alsoo den gemelten heere in sijne goede gerechticheyt ende smaeckende genoechsaem openbaere ontroovinge ende wechvoeringe van eenen anderen mans goederen, soo wil de eyser den gedaechde veroordeeld zien tot ten minste meteen te betalen 10 car. gld. van de tienden, mitsgaders voor den armen 25 car. gld..
52v Nieuwe eis: Ook in 1659 heeft Geeman van des eysers beteelde kennipwerven ofte ackers, onder Wijngaerden ende Ruybroeck den Gellingh wechgehaelt ende sijnen wille daermede gedaen, sonder kennis ende voorweten van den eyser.
53 Zelfde zaak. Als eiser treedt nu op Pieter van Olmen, Bailliu der vrije heerlijkheyt Wijngaerden ende Ruybroeck tegen Geeman Jansz Bouman. Geeman heeft, nu 3 of 4 jaren herwaerts, van seeckere kennipwerff gelegen op 't Oosteynt van Wijngaerden alsmede in 1659 van sijne kennipwerven onder Wijngaerden ende Ruybroeck t'elckens het geheel gewas weghgehaelt ende thuys gevoert, sonder die te sijn vertient. De eis: een geldboete van 200 car. gld. tot weringe van diergelijcke ongeoorloofde saecken.
27.01.1660 op dynsdach
55 Buitengewone Rechtdach. Adriaen Evenblij, nomine uxoris (in naam zijner huysvrouwe) tegen Geeman Jansz Bouman, gedaechde, voor wie Benschop pleit. Evenblij eyst provisie, Benschop eist afschrift van de eysch, en ook -17- bewijzen dat Adriaen Evenblij met recht in genoemde hoedanigheid mag optreden. (Verder blz 57v).
55v (vervolg van blz 53v) Pieter van Olmen slaat het antwoort van den gedaechde (Geeman Jansz Bouman) af, maar Benschop als raadsman van Geeman houdt vast aan zijn zaak. Hij raadt ook Geeman aan zelf eens eiser te worden, of vrager.
56 Geeman Jansz Bouman, wonend op Ruybroeck tegen Pieter van Olmen, bailliu heerlijckheyt Wijngaerden ende Ruybroeck. Eerst spreekt Benschop als zegsman van Geeman: "Op 24.1.1660 ontvingen we pas lezing van afschrift van 't vonnis van 13.1.1660, waarbij de clausul was gesteld dat de eyser (Van Olmen) tot de costen zou veroordeeld zijn, mits dat Geeman bewijst dat hij op 't versoeck van Van Olmen nooyt weygerich en was geweest, openinge te doen, en inventaris van sijnen boedel ende goederen te leveren. Wij versoecken dat voors. clausul ons door desen Ed. gerechte naerder sal werden uytgeleyt." Schepenen seggen de meeningh geweest te sijn -gelijck als de eygentlijcke woorden van 't vonnis mede brengen -dat Geeman Jansz gehouden was te bewijsen nooyt weygerich geweest te sijn, ende dat bewesen sijnde, den Bailliu veroordeeld te hebben in de costen. Geeman zegt dat hij het nu begrijpt. Hij wil van 't vonnis in beroep gaan, desnoods aen den Ed. Hove van Holland.
04.02.1660
33v Ondervraging van Aelbert Ariensz, timmerman wonend in Blekensgraeff, Arien Teunisz, wonend op Ruybroeck ende Jan IJsbrantsz, wonend in Wijngaerden, op verzoeck van Pieter van Olmen, Bailliu ende Schout van Wijngaerden ende Ruybroeck, en na dagvaarding.
(1) Wat is ulieder ouderdom? Aelbert Ariensz verclaert out te sijn 43 jaren, Arien Teunisz out 43, en Jan IJsbrantsz out 25 jaeren.
(2) Sijt gijluyden op 13.1.1660 (tesamen onder anderen), als wanneer in Wijngaerden buitengewone rechtdagh gehouden wiert, niet en geweest ten huyse van IJsbrant Cornelisz, stedehouder in Wijngaerden, alwaer de schepenen ter Vierschare saten? Verclaeren dit so te sijn, sonder den dach onthouden te hebben.
(3) Was aldaer niet mede in ulieder geselschap eenen Geeman Jansz Bouman, inwoonder van Ruybroeck? Jae.
(4) Hebt ghijluyden aldoen, ende aldaer den voorn. Geeman Jansz Bouman niet hooren seggen: "Daer isser niet één van die schepens (wijzende de schepenen van Wijngaerden en Ruybroeck aan) die bequaem is om in de rechtbanck te sitten ende sulcke plaets te becleeden." Aelbert Ariensz ende Arien Teunisz verclaeren jae, dat heeft hij geseyt, doch Jan IJsbrantsz segt 't selve niet gehoort te hebben, alsoo hij seyt misschien ontrent die tijt uyt het geselschap geweest te sijn.
(5) Heeft Geeman Jansz aldoen mede niet geseyt: "Daer moet er altoos drie uyt de schepenbanck"? Jae.
(6) Hebt ghij Geeman Jansz Bouman aldoen niet en hooren seggen: "Andries Ariensz ende Cornelis Lauwerisz, dat sijn gemeenlants dieven, ende den stedehouder is een leugenaer". Verclaren gesamentlijck dat dit so is.
(7) Hebt gij denselven Bouman iets meerder tot nadeel van 't gerecht van Wijngaerden en Ruybroeck hooren seggen? Ze verclaeren dat Bouman verscheyde malen seyde dat de schepenen een onrechtveerdich vonnis gewesen ende uytgesproken hadden, en dat hij beledigende woorden uytsprack, die sij niet nauwkeurig onthouden hebben.
04.02.1660
34v Jan Jansz, kleermaker, ende Damis Ariensz Hofman, beyden woonend in de heerlijckheyt Wijngaerden ende Ruybroeck, zijn gehoord ende ondervraecht (en gedachvaert ten versoecke van Pieter van Olmen, Bailliu ende Schout van Wijngaerden ende Ruybroeck), bij eede:
(1) Van wat ouderdom sijt ghij ? Jan Jansz verclaert out te sijn ontrent 40 jaeren, Damis Ariensz ontrent 20 jaeren.
(2) Ghij, Damis Ariensz, hebt toch verleden jare 1659, (als wanneer ghij bij Geeman Jansz Bouman den knecht was, ende om loon diende), voor dien Bouman kennip van de werven gehaelt ende in de rooten geleyt, daer den tient niet uytgehaelt en was? Damis: "Zo is het".
(3) Is u niet wel kennelijck dat den tient uyt die kennip is gehaelt náerdat den selven wederom uyt de rooten gecomen was? Damis verclaert: "Jae, ick weet dit seer wel".
(4) En Ghij, Jan Jansz. weet ghe noch dat in 1659 bij u is gecomen Adriaen Evenblij, secretaris van Wijngaerden, ende dat die alsdoen tot u seyde: "Geeman Jansz valt mij moeyelijck om sijnen kennip te vertienden, gaet, vertient hem die te vertienden staet. Jan Jansz verclaert: "Jae".
(5) Sijt ghij aldoen niet gaen vertienden de kennip die bij den voors. Geeman Jansz tientbaer gestelt was? "Jae."
(6) Is Geeman Jansz eenigen tijt daernaer niet bij u geweest, ofte yemant heeft gesonden om nog eens te comen vertienden, seggende: van dese kennip moet ghij oock den tient hebben! Wijsende u op seeckere partije kennip die uyt de rooten gecomen was. "Jae".
(7) Heeft den genoemde secretaris u last gegeven om den tient uyt dien voors. gerooten kennip te haelen? "Neen".
09.03.1660, Dynsdach, buitengewone rechtdach.
56v Den eyscher grondt sijnen eysch.
57 Benschop als procureur van Geeman is niet tevreden, vraagt nadere gronden. Meynaert als procureur van (Van Olmen?) , alhoewel ongehouden ende om gevoechs wille, dient van afschrift van seeckere verclaringe van Aelbert Ariensz, Arien Teunisz, ende Jan IJsbrantsz. Benschop neemt over. Verdaagd voor 14 dagen.
57v Adriaen Evenblij, nomine uxoris (met zijn procureur Meynaert), tegen Geeman Jansz Bouman, gedaechde. Meynaert als procureur voor den eyscher, rechtvaardigt sijne hoedanigheid, seyt dat hij ende de secretarissen die voor hem geweest sijn, altoos administratie ende invorderinge van de goederen van de Wel Ed. heere van Wijngaerden hebben gehadt; dient tot dien eynde oock van seecker uittreksel uyt d' omslaghboeck der voors. Heerlijckheyt Wijngaerden, ende nopende de versochte provisie, seyt deselve te gronden op de middelen van eysch, mitsgaders op de verclaringe van Jan Jansz, kleermaker, ende Damis Ariensz Hoffman, op seeckere articulen van ondervragingen, ten versoecke van den officier gedaen. Benschop voor den gedaechde (hoewel d' aenneminge in desen niet en is voldaen, en een debadt t.z.t. nog nodig is) ende omme gevoechs wille, neemt over de twee stucken, waervan Meynaert hierboven heeft gedient, t' antwoord: 14 dagen.
58 Meynaert segt dat de versochte provisie wijders noch gegrond is op de confessie, bij den gedaechde op 13.1.1660 alhier in juditio gedaen. Benschop ontkent met grote nadruk ooyt eenige Confessie tot sijne beswaringe in desen te hebben gedaen, en dringt aen dat dit lit als inpertinent sal werden verworpen. (gerejecteert). Tot over 14 dagen.
06.05.1660
1 Staet van obligatien behorende de kinderen van Geeman Jansz Bouman, verweckt bij Sijken Ariensdr. 22.4.1660:
A. Een obligatie van 3000.- t.l.v. 't gemeene lant van Hollant ende Westvrieslant.
B. Een obligatie van 2800.- t.l.v. als voren.
C. Een obligatie van 500.- t.l.v. IJsbrant Cornelisz, stedehouder in Wijngaerden.
D. Een obligatie van 500.- t.l.v. d'Erffgenamen van Lubbert Pietersz saliger tot Alblas.
E. Een obligatie van 300.- t.l.v. Jan Leendertsz tot Alblas.
F. Een obligatie van 600.- t.l.v. Aert Teunisz, schout tot Slydrecht inden ambochte van Naeltwijck.
G. Een obligatie t.l.v. Pieter Ariensz Bouman tot Alblasserdam van 1000.- kan aIsnoch niet betaelt werden.
De stukken A t/m F worden bij blinde lotinge gecavelt ende gedeelt als volcht:
(1) Arien Aertsz Haen als voocht van de voors. kinderen, krijgt A+B, samen bedragende 5800.-.
(2) Jan Dircxsz van Eyndhoven als ten huwelijck gehadt hebbende Marijken Geemans, een der voors. kinderen, ende mitsdien vader van Mattheus Jansz van Eyndhoven, krijgt de overige vier obligatien, t.w. C+D+E+F, bedragende te samen 1900 car. gld..
Op welcke lotingh den voors. Arien den voors. Jan Dircxsz noch most uytreycken 666.13.4
Voorts moet Arien aen Jan nog 1/3 geven van 't slot van de laetst gedaene rekeningh 83.0.- 749.14.4
Maer Jan Dircxsz moet wederom aen Arien Aertsz geven t.a.v. de huwelijcxgoederen bij: Marijken Geemans saliger vóór t'aengaen van haer huwelijck vooruyt genoten 172.-.-.
en nog voor d'ondbrekende alimentatie van Aechgen Geemans 70.0.-
mitsgaders van de laetst ontfangen intrest dewelcke den voors. Arien Aertsz voor 1/3 aen den voors. Jan Dircxsz betaelt hadde, ende nochtans alleen ten proffijte van de twee ongehuwelijckte kinderen comen most 77.9.- 319.6.-
Bij vereffeningh bevonden dat Arien Aertsz aen Jan Dircxsz uytreycken en betalen sal 430.8.4.
01.17.1663
13 IJsbrant Cornelisz, onsen schepen ende stedehouder van Wijngaerden, is schuldich aen de kinderen van Geeman Jansz bouman, verweckt bij saliger Sijchgien Ariensdr 600 car.gld. ter saecke van afflossinge van een obligatie van 500,- met de intresten vandien; ende voorts over geleende penningen. Intrest (5 guldens ' t hondert jaerlijcx is dorgehaald).
Pand: 10 m 3 h met de huysinge daer op staende in Wijngaerden in vier verscheyde weren, aenden anderen gelegen:
(1) 7 h in een weer van 7 m, genaemt Gijsbert Geeritsz sijdelweer (weer 55);
(2) 3 m 3 h in Gijsbert Geeritsz huysweer, groot 7 m (weer 54);
(3) 2 m 2 h in Aert den Deckers weer, groot 7 m (weer 53);
(4) 3 m 3 h in IJsbrant Cornelissens weer, groot 7 (weer52).
In de kantlijn: Dese zeshondert car. gulden op den 26. mey 1667 voldaen ende betaelt. Akte in boek is doorgestreept.
23.05.1669
37v Geeman Jansz Bouman, onsen inwoonder, draegt over aen Jan Gijsbertsz Cool, mede wonend Wijngaerden 5 m 1 h in Wijngaerden, sijnde een geheel weer genaemt Aert Jansz weer (weer 2); oost: Dirck Banen weer ende west: 't Vlietweer, den hoop voor 2599.1.8, te betalen met 1300.- gereet, ende de reste: 1.5.1670 d'eene helft ende d'ander helfte 1.5.1671.
10.04.1674
37v Geeman Jansz Bouman, met Aerjaentie ende Pleuntie Geemandrs van bevoegde ouderdom, woonende op Ruybroeck ende mr.Leendert de Heck, chirurgijn wonend op Giessendam (als kinderen van voors. Bouman) dat ontrent tien dagen geleden bij henluyden in huys gecomen seeckere Hillichien Aelbertsdr, sijnde aldoen sieckelijck van lichaem, versoeckende huysvestinge ende hantreyckinge, dat sijlieden haer in huys genomen en dienst bewesen hebben, dat de voors. Hillichien de volgende dagen verscheyde malen seyde dat se sig seer qualijck bevoelde, ende wel lichtelijck aldaer mochte komen te sterven, begerende dat sijlieden "immers" woude bevorderen datse aldaer eerlijck in de Kerck mochte begraven werden, seggende verscheyde malen: "Het sal wel betaelt worden, ende daer sal noch al overschieten oock, ende datter overschiet, dat wil ick dat alhier aen den armen comen sal, ghij sult er noch al meer vinden alsie wel meenen sal, ick ben maer 45 stuyvers aen huyshuyr schuldich", en dit herhaalde sij menichmael met meer andere onderrichtinge ende aenbevelinge. Trijntien Jansdr, wonende in Bleskensgrave, verclaert datse door de armmeesters van Wijngaerden is versocht geweest (met belofte van eerlijcke belooninge) dat sij de siecke Hillichien Aelbertsdr hare dienst ende hulp wilde aanleggen, hetwelck de familie Bouman verclaert dat sij gedaen heeft. Ende Trijntie bij gelegentheden aen de siecke vraeghende: "Wie sal mij voor mijne moeyten ende diensten voldoen?" dat deselve Hillichien daerop seyde: "Dat sullen dese armmeesters doen, die wil ick dat al mijn goet sullen hebben, dat moet hier aen den armen comen". De Bouman's verklaren nog dat Hillichien den laetsten dagh doense storff, begeerde dat de armen van Wijngaerden al hare naertelatene goederen souden hebben."
01.12.1674
49 Mr Adriaen de Heck, chirurgijn tot Bleskensgraeff draagt over aen Geeman Janssen Bouman, wonend op Ruybroeck, 2 m 400 r op Ruybroeck in Wouter Bastiaensz weer, groot 8 m; oost: Grootejans weer ende west: 't Rietweer. Den hoop 800 car. gld. Dese coop is geschiet 23.5.1669, de nacoop daerop versocht ende betaelt 27.5.1669. (Weer 73).
18.05.1676
56 Geeman Janssen Bouman, jegenwoordich woonend op Hartigsvelt, voorhemselven, mitsgaders de kinderen uit zijn tweede huwelijk, Jan Geemanssen Bouman, Arien Dircksen als getrout hebbende Ariaentien Geemansdr, Andries Arienssen Ambachtsheer, als getrout hebbende Sijchien Geemansdr, Geerloff Aertsen als getrout hebbende Janneken Geemansdr, Pleuntien Geemansdr gesteund door haer vader, broeder ende swagers voorn. sich voor haer sterckmaeckende; zij dragen over aen Willem Evenblij, Bailliu en Schout tot Papendregt 16 m 394 r 4 v 3 d, met -169- een huys en ander daer op staende, staende ende gelegen in Wijngaerden ende Ruybroeck:
(1) 8 m op Ruybroeck oost aldernaest de waterkeeringe tusschen Wijngaerden ende Ruybroeck daer de voors. huysinge e.a. op is staende.(Weer 69).
(2) 2 m 400 r mede op Ruybroeck in Wouter Bastiaenen weer, groot 8 m. Oost: Grootejans weer, west: 't Rietweer. (Weer 73).
(3) 4 m 2 h 25 r op Wijngaerden sijnde d'oostersche helft van Lau Aertsens sijdelweer; oost: Arien Arienssen, west: de wederhelft van het voors. weer. (Weer 64).
(4) 1 m 369 r 4 v 3 d op Wijngaerden in Dirck Banenweer, groot 5 m 1 h; oost: Leenderties weer ende west: Aert Janssens weer. De vercopers geven de oude brieven aen den cooper. 310.- de mergen; 5163.13.-. (Weer 3).
09.06.1676
57v Jan Geemanssen Bouman, Pleuntien Geemansdr; Adriaen de Heck, getrout hebbende Neeltien Geemansdr; Pieter Cornelissen, getrout hebbende Aechien Geemansdr; Arien Dircksen van der Horden, getrout hebbende Aerjaentien Geemansdr; zij allen verclaeren ontfangen te hebben uyt handen van Geeman Janssen Bouman, hun vader ende behout vader, 600 car.gld. belovende aen voorn. Geeman i.p.v. intrest een lijffrente te betalen van 12.- van yder 100.- jrl. vanaf heden tot het overlijden van voors. Geeman Janssen toe. Elke zes maanden de helftt, bij overlijden van Geeman vervalt de lijffrente en komt aen elk 1/5 van de 600.- en dat sonder dat zij iets aen de andere erffgenamen dienen uit te betalen, alwaer het schoon, dat denselven binnen den tijt van een jaer quame te sterven, als hebbende de voors. intresten ruym verdubbelt. Ende oft gebeurde dat iemant van hen niet promptelijck binnen zes maenden en betaelde, sal desselffs recht op het capitael comen te vervallen, en sijne voorheen betaalde renten is hij ook kwijt. De 600.- zullen zó beleyt [= belegd] ende uytgestelt werden, dat geen van hen daer eenigh deel van sal mogen begeren, veel min op eysschen aleer Geeman Jansz sal sijn overleden.
(alle bovenstaande citaten uit CD J Heijns; ORA Wijngaarden Ruijbroek) [2]
|