![]() |
![]() Startpagina | Wat is er nieuw | Foto's | (Levens)verhalen | Bronnen | Rapporten | Kalender | Begraafplaatsen | Grafstenen | Statistieken | Familienamen |
Treffers 1,951 t/m 2,000 van 5,293
# | Aantekeningen | Verbonden met |
---|---|---|
1951 | Op 13 januari 1657 laten Marc en Chyken een akte opmaken dat zij ondertrouwt waren maar na een "swaere twist en grooten onlust tusschen hunlieden geresen ende ontstaen zijnde sulcx zijlieden malckanderen niet langher en conden verstaen noch verdraeghen" De akte stelt dat zij al 3 jaar van tafel en bed gescheiden geleefd te hebben en zonder nog niets van elkaar te verlangen gescheiden zullen zijn. | Gezin F223748764
|
1952 | Op 15 december 1900 ingeschreven in Oss woonend op Krakenburg gekomen uit Vianen. Gezin bestaat uit: zijn vrouw Grietje, stiefzoon Hendrik Klop (16/7/1887; Papendrecht), Boudewijn, Arie, Willem, Lijntje en Teuntje. | Ambagtsheer, Pieter (I3628)
|
1953 | Op 15 sept. 1666 comp. voor schout en schepenen van Nieuw-Lekkerland Adriaen van de Graeff, schepen van Dordrecht, ontvanger van de convooien en licenten aldaar en mansman van Zuid-Holland, als gemachtigde van Matthijs Pompen heer van Slingeland, baljuw van Zuid-Holland, volgens procuratie gepasseerd voor Mannen [de Hoge Vierschaar] van Zuid-Holland op 15 sept. 1666. Comparant transporteert aan Arijen Arijensz. de Jonge, wonende te Bleskensgraaf, omtrent 3 morgen land, gelegen in Herbertsweer te Lekkerland en ongeveer 250 roeden land in Goris Dircxenweer in Lekkerland, gekomen van Cornelis Pietersz. alias 't Ambachtsheertgie, jongman van Bleskensgraaf, "sijnde 't selve landt bij den voorsz. Hove ende Hooge Vierschaer van Zuijthollandt wegens een manslach bij denselven Cornelis Pietersz. geperpetreert aen den persoon van Hendrick Thonis, jonghman van Wijngaerden, nedergeslagen, ten proffijtte van de Hooge Overicheijt geconfisqueert." Comparant verklaart voor de twee partijen land betaald te zijn met 680 gl. contant. (ORA Nieuw-Lekkerland inv. 13, f. 1v en 2) | Cornelis Pietersz (I11063)
|
1954 | Op 15-11-1649 compareren Cornelis Dirks van der Goude, Willem Cornelisse Schansman als man van Sytgen Dirksdr, Jan Henricxz als man van Pietertje Dircksdr, kinderen en erfgenamen van 's vaders zijde, voor de helft, ende Henrick Egberts voor sijn selven mitsgaders hem sterck maeckende voor Govert Bastiaens ende voor Jacob Willems Moockhoek als man van Jorisje Cornelisdr(¥) ende noch als oom ende bloetvoocht, hier mede present, neffens Jan Aryens Punct, mede oom ende bloetvoocht van de nagelaten weeskinderen van sa. Lenert Aryens Punct en Lyntgen Egbertsdr sa., ende noch transport hebbende (soo hij seyde) van Bastiaen Cornelisse, all tesamen mede kinderen ende erfgenamen van 's moeders syde elc voor een gerecht sesde part, in de wederhelft van de nagelaten boedel van sa. Dirck Pieters van der Goude ende Neeltje Cornelisdr sa. hare vader ende moeder, schoonvader ende schoonmoeder respectieve. Zij verkoopen ende transporteeren aan Cornelis Henricxs als man van Grietje Gornelisdr(¥), eertijds weduwe van Gijsbert Daniels die mede een dochter is van de voors. Neeltje Cornelisdr sa. ende oversulcks mede-erfgenaam in de wederhelft voor een gelijck sesde part, een huysinghe, erve ende boomgaert aan den buytenkant van den droosgewaerd onder dese jurisdictie. [NL 75(1958)435] | Sijgje Dirks (I4206)
|
1955 | Op 16-11-1641 comp. Evert Hendrickse, kleermaker, wedr. van zalr. Elisabeth Joosten ter eenre en Joost Jans Tuck als grootvader en voogd van de zeven nagelaten kinderen van dezelf beiden, geass. met zijn schoonzoon Abram Hendrickse ter andere zijde doen uitkoop, kinderen met name Hendrick Evertse 20 jaar, Jan 17 jaar, Dirck 14 jaar, Baeltje 12 jaar, Gerrit 8 jaar, Andries 3 jaar en Elsge 15 weken. | Evert Heyndricksz (I2229)
|
1956 | Op 17-12-1618 Neltgen Cornelis, weduwe van Fop Adryaens Koem(m)en, geassisteerd met haar gekoren voogd Crijn Adryaens Huysaert, enerzijds, en anderzijds Dirck Foppens, voor zichzelf en als rechte bestorven bloedvoogd van de nagelaten weeskinderen van Crijntgen Foppensdr., met schout Pioen Harmens als de voogd van ’s heren wege van de kinderen, en Cornelis Foppens den oude, voor zichzelf, en Aeryaenken Foppens, met haar gekoren voogd, voornoemde Dirck Foppens, voor haarzelf, en Cornelis Foppens den jongen, geassisteerd met zijn oom Teus Symonss. (trouwde in 1605 te Rijsoord de weduwe Geertgen Aryens, een zuster van hun vader Fop). Cornelis Foppens den Jongen kreeg 'den huys, hoff, bergen, schuer, boogaert ende telynge', een merriepaard, ploegen, wagens, eggen etc, alsmede de bruiklanden, waarvoor hij beloofde aan de voornoemde personen 1350 Car. gld. in termijnen uit te reiken. Indien Cornelis den ouden of Aeryaenken zouden komen te trouwen, dan zouden zij eerst hun deel krijgen. Tevens zou Cornelis den jongen zijn moeder 'houden' voor de tijd van vijf jaren. Verder werd er een regeling getroffen voor het land van zijn moeder, dat hij in pacht zou nemen. Bij akte gedateerd 6-4-1619 kavelden Neeltgen en haar kinderen landerijen ter grootte van ca. 11 mergen over diverse percelen verdeeld. Blijkens een notitie in de marge van deze akte kavelden de kinderen onderling op 12-2-1623, zodat hun moeder toen niet meer in leven zal zijn geweest. | Neeltje Cornelisdr (I4267)
|
1957 | Op 18 april 1553 werd Frederick van der Meulen beleend met een akker, genaamd "Oosterwaard" in Wimmenum, bij dode van Pieter van der Meulen zijn vader, bevestigd door Cornelis en Gijsbrecht van der Meulen, broers van Pieter; Huig van Alkemade trad hierbij op uit naam van Frederik van der Meulen (bron: OV 34 (1979) 428). "Sterff in october 1570 (zeer wrsch is 1572 onjuist in zijn vaders geschrift) in den oorloge van duc d'Alba sonder kinderen". (Gysbert van der Meulen ? of is dit zwager Gysbert Ruysch?; Huig van Alkemade zal wrsch.oom Huych Jansz van Alkemade zijn). | van der Meulen, Frederick (I2359)
|
1958 | Op 21 april 1610 verkocht Aegatha Jansdr., weduwe van Willem Cornelisz. Stuy, met voogd- hand van Adryaen Cornelisz. Baes, een losrente. Dirck Geeritsz. Krouff, man en voogd van Marijken Adriaensdr., Adriaen Cornelisz. Baes, man en voogd van Maertijntge Adriaensdr., en Marijken Adriaensdr., 'genaemt ouwe sus", met voornoemde Baes als haar zwager en gekoren voogd in deze, allen erfgenamen van Martijntge Cornelisdr., weduwe van Aryaen Aryaensz. de Vogel, transporteerden op 14 febr. 1611 een boomgaard in Schobbelandsambacht. Op 19 jan. 1613 stierf Martijntge, de vrouw van Baes, en werd in de kerk van Ridderkerk begraven onder een zerk met het volgende opschrift: "Hierleyt begraven Marijken Ayensdr. de hupvrouwe van Adryaen Comelk. Baes. Sij sterf den 19 Januasy anno 1613". Opmerkelijk genoeg is zij in het opschrift Marijken i.p.v. Martijntje genoemd. Dirck Geeritsz. Krouff, man en voogd van Marijken Adriaensdr.,voor hem zelf, en Adriaen Cornelisz. Baes, weduwnaar van Marthijntge Aryensdr., mede voor hem zelf en tevens als voogd van hun moeder Marthijntge Cornelisdr. , transporteerden bij akte gedateerd 18 dec 1613 een huis in de Nieuwestraet te Zwijndrecht. [Uit Geslachten van IJsselmonde deel 3; door K J Slijkerman] | de Vogel, Marijke Arijensd (I20452)
|
1959 | Op 25 januari 1555 moest er exuegeld betaald worden aan de stad Haarlem na het overlijden van Elisabeth van Alckemade op 27 oktober 1551: Vande goeden bij toverlijden van joffrou Elisabeth van Alckemade binnen deser gestrorven inde Wijngaertstraet de seven ende twintychsten octobris anno XVc een ende vijftich, voer een portagie ende deele geerft ende gevallen up joffrou Florentina van Craeck, huysvrouw van meester Wilhem Scuytgen tot Leyden, ende uuyter contributie der stede van Hairlem vervoert ende getransporteert sijn, bedragende allen legaten bespreck ende lasten offgenomen ter somme van twee hondert ponden van veertich groten Vlaems tpondt, blijckende bijden inventaris diemen alhier overleyt bijden voirs. joffou Florentina van Craeck besworen ende bij eede verclaert deuchdelick ende uprecht te sijn ende nyet achterhouden off versweegen te weesen ende bij Joost van Hillegom, burgemeester de stede van Hairlem opten vijf ende twintychste dach january anno XVc vijf ende vijftich nae gemeen scrijven onder geteyckent, coomt daer omme die stede van Hairlem hier voer trecht vanden exuwe over den tiende penninck vande voirs. twee hondert ponden die somme van ... XX lb (bron: NHA, SH, inv.nr.437 fol.6 rekening exuegeld). | van Alckemade, Elisabeth Frankdr (I2369)
|
1960 | Op 25 januari 1576 kocht Jan van Ryckel der goudsmit het volle smedenambacht van Hasselt voor de som van 4 goudgulden. Tussen 1581 en 1610 werd hij vijfmaal aangesteld tot meester van den vier van dat ambacht. In 1623 werd hij nog uitdrukkelijk vermeld als goudsmid bij de verkoop van een huis gelegen op Wolfkens aan Wouter Frans. Jan van Ryckel de Alde, als vruchtgebruiker, en zijn kinderen bepaalden in de verkoopvoorwaarden dd. 27 juli 1629 dat bij het te koop geboden pand De Salm, gelegen op de Botermarkt, twee kleine huisjes, een paanhuis met kuipen, alsook de muurvaste inbegrepen waren. De familie reserveerde zich alle goudsmidgereedschappe en de houten beeltenis van de heilige Antonius. De woning moet toegekend geweest zijn aan zoon Arnold van Ryckel want deze verkocht het huis in 1642 aan zijn schoonzoon Gerard Martens. Arnold die in 1604 met Catharina Goetsbloets getrouwd was, woonde reeds lang bij zijn vader in. Vermoedelijk oefende hij het beroep van goudsmid uit, hetgeen de emigratie van zijn broers-collega’s zou verklaren. | van Ryckel, Jan (I22151)
|
1961 | Op 25-09-1686 koopt Huijgh Ariens Zeeuw wonende aan de Pruimendijk uit de boedel van Hendrik Herberts gewoont hebbende aan de Pruimendijk een huis, schuur en melioratie van dijkerf, belend oosten Cornelis Cornelis mijnvrients kinderen en westen Huig Ariens Zeeuw voornoemd voor de som van 250 gld. en een rentebrief van 350 gld. gepasseerd op 25-04-1671, speciaal op dit huis gehypoticeerd. Bron: ARA, ora Ridderkerk, invent.nr.14, fol.33 Op 12-06-1688 compareren Arien Ariens Zeeuw wonende Ridderkerk als voogd over de weeskinderen van Huigh Ariens Zeeuw, zijn broeder zaliger, mede als last hebbende Teunis Teunis (Kranenburgh) als mede voogd over deze weeskinderen en Ariaantje Pieters weduwe van Huigh Ariens Zeeuw geassisteerd met Pieter Pieters wonende onder oost-Barendrecht haar broer als haar gekoren voogd. Zij verkopen aan de heerAbram Stoop, oud schepen van de stad Dordrecht, de nombre van 2 mergen 300 roeden land in Oud-Reijerwaard voor de som van 900 gld. waarvan 500 gld. die de voornoemde koper daarop sprekende heeft. Bron: Ons Voorgeslacht 1999, blz.334, art. dhr.A.B.Maliepaard. Huigh Ariens Zeeuw zaliger en zijn weeskinderen geproduceert bij Leentje Cornelis Boterclomp zijn eerste huisvrouw zaliger aangekomen bij kavelingen tussen Pieter Cornelis Boterclomp en Dammis Cornelis Boterclomp van de nagelaten goederfen van Cornelis Teunis Boterclomp haar lieden vader en grootvader zaliger zijn gepasseerd op 19-10-1681 voor schout en schepenen van Ridderkerk. Bron: ARA, ora Ridderkerk, invent.nr.14, fol.81v. | Huich Ariens (I803)
|
1962 | Op 26-1-1682 wordt Jannetje Cente, d. v. Cent Janse bij testament benoemd tot universeel erfgenaam van Willem Jacobs Heijers en Willemtje Pieters, echtelieden te Strijen (nat. arch. Strijen nr. 7653). Op 6-4-1683 gaat Willemtje Pieters dan wed. van Willem Jacobs Heijers een overeenkomst aan met Willem Pieters Bestebreurtje, echtgenoot van Jannetje Cente waarin hij genoegen neemt met «i»f «/i»lOO,- i.p.v. het zijn vrouw testamentair toekomende gedeelte in de erfenis. | Schalkoord, Jannigje Cente (I1487)
|
1963 | Op 27 juni 1634 maakt Sijbert Sijberts Wor en zijn vrouw Janneken Lievens hun testament op. Sijbert laat al zijn goederen na aan zijn kinderen alleen zijn drie dochters Josijne, Maria de oude en Maria de jonge leven nog. Zijn zoon Dierick en dochter Petronella worden niet genoemt in het testament. Van de overige kinderen, Anneken, getrouwt met Laurens Hendricxs de Leeuw, Cornelis, getrouwt met Clara Hendricx en zoon Jan, getrouwt met Tanneken Pave zijn al overleden en elk van hun weeskinderen erven een gelijk zesde deel. Zijn vrouw Janneken Lievens laat verder aan haar nog enig levende dochter Maria de jonge, getrouwt met Gerrit Schut, al haar kleederen, juwelen, zilverwerk en alle andere goederen na. | Wor, Sijbert Sijbertsz (I23333)
|
1964 | Op 29 maart 1587 deed Arien Cornelisz. Baes belijdenis te Ridderkerk. Zijn vrouw Martyntie Adriaens deed dit pas tien jaar later en wel op 5 april 1597. In 1588 maakt een akte melding van Aren Cornelisz. Baes als Heilige-Geestmeester. Sinjeur Maerten Boel, als procuratie hebbende van sinjeur Johan Boel, transporteerde op 2 febr. 1597 aan Adryaen Cornelisz. Baes 6 mergen 3 hont in Oud-Reyerwaard, gelegen in een weer van 12 mergen 4 hont 50 roeden, dat zich uitstrekte van de Droegendick tot de Tyentwech. Adriaen Cornelisz. Baes transporteerde op 16 febr. 1603 uit naam van Pieter Gerits Deelf (?), die hiervoor weer procuratie had van joffrouw Aliwintge, weduwe van doctor Ariaen van Blijenborch, in leven schout van Dordrecht, land in Nieuw-Reyerwaard. Joehan Boequet, dijkgraaf, Mr. Aert Muys van Hoely en Cornelis Willemsz. Jonckynt, heemraden van Ridderkerk, als opperkerkmeesters, en Cornelis van Collwijck, als ontvan- ger van "de heeren den staeten van de Gemeen Kerck diensten goederen", compareerden op 9 sept. 1604 ten huize van Adryaen Cornelisz. Baes. Evenzo compareerde ene Ruyt Jacobsz. uit Nieuw-Lekkerland op 27 mei 1606 ten huize van Arent Cornelisz. Baes, dan genoemd "waerd in de Zwan tot Ridderkerck". 27 Uit deze laatste akte blijkt derhalve dat Baes een herberg dreef en tevens kan het ontstaan van de bij zijn nakomelingen optredende naam (van der) Swaen verklaard worden. Op 20 juni 1612 bevond Adriaen Cornelisz. Baes zich met o.a. Mr. Thomas Laurensz., pre- dikant te Bleskensgraaf, en Pleun Hermansz. (de schoonvader van Adriaen's broer Cornelis Baes) te Dordrecht, waar zij bemiddelden in de zaak van doodslag van Bleskensgraafse timmerman Jan Reyniersz. door diens dorpsgenoot Pieter Govaertsz. Neltgen Huygendr., weduwe van Willem Dammysz, verkoos op 23 nov. 1614 Adryaen Cornelisz. Baes, heemraad van Ridderkerk, om haar zaken waar te nemen enz. Onder meer in akten van 21 mei 1621 en 27 april 1623 wordt Adryaen Cornelisz. Baes genoemd als collecteur van de kerkelijke goederen en een akte gedateerd 15 mei 1627 spreekt van Adriaen Cornelisz. Baes als kerk- meester van Ridderkerk. Op 30 juli 1627 was Aryen Cornelisz. Baes voogd van Aeltgen Teus, weduwe van Meus Arensz. In het Ridderkerkse verpondingskohier van 1627 komt Baes diverse malen voor. Hij bezat 6 mergen 300 roeden in het Breetweer, een perceel van 493 roeden in Geeraert Roeloffs X W Mergen in Oud- Reyerwaard en 1 112 mergen in Aert Beysens XLT Mergen in Nieuw- Reyerwaard. De woning met 8 mergen stond eveneens in de laatstgenoemde polder en hier- van was (kennelijk zijn zoon) Aryen Ariensz. (Baes) mede-eigenaar. Daarnaast had Baes nog ongeveer 17 mergen land in de voornoemde polders en in de noorden voor Oud- en Nieuw-Reyerwaard in huur van o.a. de heer van Petersshem en de kerk van Ridderkerk. Baes bezat kennelijk een kapitale woning, want in het verpondingskohier van de huizen was hij met 30 gld., tezamen met ene Aert Wijte, de hoogstaangeslagene der heerlijkheid Ridderkerk. Als vooraanstaand ingeland was hij tevens taxateur der verpondingen. In een akte van 9 juli 1629 kwam ik Baes voor de laatste maal in leven tegen en wel toen hij in funktie was als heemraad van Ridderkerk. [Uit Geslachten van IJsselmonde deel 3; door K J Slijkerman] | Baes, Arien Cornelisz (I20453)
|
1965 | Op 4 april 1613 deed Neeltgen Ariensdr. Baes, tezamen met haar broer Adriaen, als kin- deren van Arien Cornelisz. Baes en Mariken Cornelis (moet zijn: Martijntgen Adriaensdr.!), belijdenis te Ridderkerk. Neeltjen's eerste echtgenoot Dirck Woutersz. Verduyn bezat volgens het Ridderkerksever- pondingskohier van 1627 4 mergen 25 roeden in Geeraerts Roeloffs XVIJ Mergen in de polder Oud- Reyerwaard. Kennelijk was dit land van zijn vrouw afkomstig, want ook haar vader was toen in dit weer gegoed. Daarnaast had hij in die polder 6 mergen "heel schoon weijlant" in huur van Cornelis Pauwelsz. te Gouda en in Nieuw-Reyerwaard 2 mergen van jonker Frans van der Duyn. Kennelijk woonde hij op een pachtboerderij, want hij komt niet voor in het verpondingskohier van de huizen. Inderdaad kocht hij pas een jaar later een boerderij. Cleys Cornelisz. van Driel, als man en voogd van Pietergen Ariens Fonckaertsdr., transpor- teerde op 11 nov. 1628 aan de in Ridderkerk wonende Dirck Woutersz. Verduyn 4 mergen 300 roeden in Nieuw-Reyerwaard, liggend in een weer van 6 mergen, volgens het dorpsko- hier in de 32e hoeve, en dat volgens de op 2 febr. dat jaar tussen hen opgemaakte koopce- dule. Tevens werd overgedragen een woning met schuur en berg benoorden de Kerckesteech. De hooiberg was aan de overzijde van de steeg op het erf van Agaetha Jans gelegen. Het genoemde land werd door de voormalige eigenaresse Pietert en Fonckaert gebruikt van de Heilige- Geestarmen ter Grote Kerk binnen Dordrecht. De kerk van Ridderkerk transporteerde bij akte van 6 mei 1631 aan Dirck Woutersz. Ver- duyn 1100 roeden onder Nieuw-Reyerwaard in Maerten Symons XXV Mergen. Kort voor zijn dood transporteerde Verduyn 1 merge 500 roeden in genoemd weer aan de Dordtse borger en poorter Jaecob Stoop. In hetzelfde jaar werd Verduyn in de kerk van Ridderkerk begraven onder een zerk met het volgende opschrift: "Hìer leyt begraven Dierck Wouterse Verduien sterf.... anno 1632". Neeltjen Baes hertrouwde in 1634 en in 1638 komt haar echtgenoot Lenert Hendricxz. int Velt in het Ridderkerkse kohier van de 200e penning naar voren als één der meest welge- stelde inwoners met een vermogen dat geschat werd op 13000 ponden. [uit Geslachten van IJsselmonde deel 3; K.J. Slijkerman] | Baas, Neeltje Ariens (I20450)
|
1966 | Op 9 sep 1664 laat Maritje Leenders Dubbelschoon, ziek op bed liggende, haar testament opmaken. Op dat moment heeft ze van Willem Cornelis van Rijn vijf kinderen. De kinderen worden niet met name genoemd. | Schoon, Maritje Leenders (I23412)
|
1967 | Op adres C50 (Korte Kerkstraat 2) Is op 18 januari opgenomen in het Gasthuis op rekening van het Armbestuur | Kelder, Susanne (I22098)
|
1968 | Op basis van vernoemingen moet er een zoon Evert zijn geweest. En hij wordt ook in enkele bronnen genoemd als zoon in dit gezin. Ik heb van hem geen doop teruggevonden in Ridderkerk. | Evert (I4760)
|
1969 | Op de Pk van Johan staat bij datum 3jun40 het adres Woerden Nieuwstr 7 doorgestreept en daaronder staat (zonder datum) Waalre Stationsstr 105. De plaats van het huwelijk zou dus Waalre kunnen zijn wat op zich ook logischer is. | Gezin F223745974
|
1970 | Op de immigratie papieren worden 2 kinderen genoemd die niet gematch kunnen worden op bekende namen: Lousise 21 juli 1946 Hellene 23 dec 1949 De bekende kinderen Willemine en Harry kunnen hierin niet herkend worden. na contact met 1 van de kinderen blijkt Hellene een fout op de papieren te zijn is dit kind Willemine. Harry is in Australië geboren dus stond niet op de immigratie papieren. | Ambagtsheer, Arie (I5498)
|
1971 | Op de terugreis uit Batavia overleden aanboord van de Generale Vrede | Ambagtsman, Cornelis Maartense (I18773)
|
1972 | Op de website http://cbv.home.xs4all.nl/html/fam/fam00180.htm staat als vader van Arij Gerrits Vermeulen, Gerrit Wouters (Vermeulen) genoemd getrouwd met Ariaantje Ariensdr. Dit komt overeen met de genoemde getuige bij de doop van eerste dochter Ariaentje. De vermelde doop datum is terug te vinden in het doopboek van Barendrecht maar daar wordt alleen de vader Gerrit Wouters genoemd die een kind Arij doopt. De op de website vermelde dochter Maria van Gerrit Wouters is ook terug te vinden in het doopboek met de vermelding van Ariaentje Ariensdr als moeder. De moeder van Teuntie is echter vermeld als Maijke Ariensdr met getuige Ariaentje Ariensdr. Dit klopt dus niet met de vermelding op de website. Merk tevens op dat bij geen van deze 3 dopen Gerrit Wouters als een Vermeulen wordt vermeldt. De genoemde zoon Klaas wordt echter weer wel met moeder Arieantje Ariensdr vermeldt. Het huwelijk van Gerrit Wouters en Ariaentje Ariensdr is ook terug te vinden met vermelding van weduwe van Maijcke Ariensdr; Arientje Ariensdr is j.d. van West-Barendrecht De koppeling van Gerrit Wouters en Ariaentje Ariensdr als moeder van Arij Gerritz Vermeulen heb ik nog niet gemaakt. Er is verder onderzoek nodig alvorens deze koppeling aannemelijk is. | Vermeulen, Arij Gerritsz (I20447)
|
1973 | Op den 14en januarii XVIC sevenendetwintich sijn aenge- teykent Ghijbrecht van Haerlem kRogenssen weduwenaer van Dordrecht toecomende bruydegom ter eenre ende Anna 't Panny Pietersdr weduwe mede van Dordrecht geassisteert met joffvrouen Alidt van Beverwijck haere moye ter andere zijde Coram de heere ... Broeck ... d' heere Thomas van Hoveart Pieters schepenen actum ut supra sijn getrouwt op den 29 jan 1627 voor d' heeren van de Brouck ende Hovaert | Gezin F223749258
|
1974 | Op den 6en agustus 1721 't lijck aengegeven van Dircxie Pieters van der Waal onder de heerlijckheyt van Carnis overleden als gehoorende onder de classis van pro deo en voor ...memory | van der Waal, Dirckje Pieters (I16720)
|
1975 | Op http://members.chello.nl/p.heres/Veldkamp-Veldman.htm#p1099408410 wordt de lijn van Alof Gerrits uitgewerkt met de achternaam Veldman. | Alof Gerrits (I12473)
|
1976 | Op http://stamboom.ngv.nl/genealogie/getperson.php?personID=I53&tree=D250104 wordt als vrouw Cornelia Jansdr Palinck (met zelfde trouwdatum) genoemt. Gezien de dooptgetuige lijkt dit een logische naam voor de vrouw van Adriaan | Huijsens, Cornelia (I679)
|
1977 | Op huyden den Xen januarii 1666 ouden stijll, compareerde voor mij Borchardus de Vrij, openbaer notaris sihoortest van Utrecht ende bij de Ed. Heeren borgem[eeste]rn ende vroetschap der selvert stadt geadmittert ende getuygen hier benoemt, Piere Maton, borger alhier ende constitueerde hem ten behoeve van de Ed. Heere Adam van Lockhorst, Heere van de Lier, ritmeester ende borge .. ordonantie deser stadt de judicio … , voort David Hombert, chirurgijn, sijne swager, ende mede borger alhier, ge..rde ende gedetineerde alsmede, daeromme hem te leveren ter plaetse daer den gemelten ritmeester met sijne compagnie in guarnisoen is leggende ende voorts voor alle schaden die den meergemelten Heere van de Lier door absentie van den voors[egde] Hombert heeft geleden oft nochmaels soude mogen coomen te leyden onder renunciatie van de .. van excussie ende alle deseusien ter contrarie, (kantlijn) mits dat den constituant sal wesen ontslagen van dese borchtochte ter tijd als den v[oor]s[egde] Hombert bij de voorgen. compagnie sal hebben vervoecht, versoeckende ende consenterende hier van acte in forma gemaeckt ende gelevert te worden welck is dese aldus gedaen ende gepasseert ten huyse van den constituant ter presentie van sr. Arnout Spoor ende Frans Verhoesen als gelooftwaerdige getuygen hier toe versocht | Mouton, Pierre (I23504)
|
1978 | Opmerkelijk vermeldt de overlijdens akte als moeder Maria van de Waal. Hiermee is waarschijnlijk de tweede vrouw van zijn vader bedoelt maar dit was niet de moeder van Leendert. | Nugteren, Leendert (I73)
|
1979 | Opmerkingen«tab»akte nr. 1313; eerder weduwe van Cornelis Groenendijk | Stolke, Sophia (I2789)
|
1980 | Oprichter van het Hoveniersbedrijf Aardoom te Ridderkerk "De geschiedenis van de Ridderkerkse familie Aardoom begint in 1712 als de in 's Gravendeel geboren Jan Willems Aertoom (let op de schrijfwijze) hier zijn huwelijk laat voltrekken. Hij leefde van 1685-1761. Zijn zoon Willem Jansz Aardoom leefde hier van 1713-1763. Met zijn zoon Jan Willemsz (1758-1823) hebben we de oprichter van het hoveniersbedrijf gevonden. De familie heeft inmiddels via het Kerkelijk Archief vast kunnen stellen dat hij na zijn huwelijk met Leidia den Hoed in 1791 als zelfstandig tuinman is gaan werken. De eerste rekening is van 1793 over arbeidsloon aan de pastorie van de Singelkerk te Ridderkerk. Dit kunnen we nu stellen als de oprichtingsdatum van het bedrijf. Het is dus verrassend dat het bedrijf nog ouder is dan de oorspronkelijke datum van 1830, die zoon Willem Jansz (1793-1845) als oprichter vermeldde. Anno 2007 bestaat het bedrijf dus niet 177 jaar, maar reeds 214 jaar!" (http://combinatie.uwnieuws.nl/nieuwsitem.php?id=3303) | Aardoom, Jan (I4783)
|
1981 | Opschrift grafzerk: "Hier leit begrave CORNELIS CORNELISSE AENDEWEG, penningmeester van ;t Oude binnen en buitenlant van Oost en West Barendrecht en Carnisse, en is gestorven den 7e November 1709 out sijnde 73 jaar" | Andeweg, Cornelis Cornelisse (I1553)
|
1982 | Opten 15 April 1608 is gestorven Jan Jansz CUIJPER, woonende int dorp voor Pieter Cornelisz SCHIPPER. | Kuijper, Jan Jansz (I2233)
|
1983 | Otto I had voor zijn zoon, Otto II, om een Byzantijnse prinses gevraagd om zo op passende wijze een verdrag te verzegelen tussen het Heilige Roomse Rijk en het Byzantijnse Rijk. Een onverstandige verwijzing door de paus in een brief aan de keizer van Constantinopel, waarin hij deze als "Grieks", in plaats van als "Romanoi" bestempelde, net toen Otto's ambassadeur, Liutprand van Cremona, aan het Byzantijnse hof verbleef, had de eerste ronde van de onderhandelingen tot een abrupt einde gebracht. Maar na de kroning van een nieuwe keizer konden de onderhandelingen eerste worden hervat en vervolgens tot een goed einde worden gebracht. Theophanu arriveerde in 972 stipt op tijd, in grootse stijl en vergezeld van grote rijkdommen in Ravenna. Volgens de kronikeur Thietmar van Merseburg was Theophanu echter niet de virgo desiderata (gewenste maagd), een echte keizerlijke prinses, die het Saksische gezelschap verwachtte. Theophanu staat in het huwelijkscontract beschreven als de neptis (nicht) van keizer Johannes I Tzimiskes. Theophanu was een dochter van Konstantinos Skleros was, een broer van de valse keizerkandidaat Bardas Skleros en dat haar moeder Sophia Phokaina was, een nicht van keizer Nikephoros II. Haar vader's zuster, Maria Skleraina, was de eerste echtgenote van Tzimisces. Conclusie luidt derhalve dat Theophanu een aangetrouwd familielid van de Byzantijnse keizerlijke families was en dat zij van Armeense afkomst was. Albert van Metz beschrijft Theophanu als een onaangename, spraakzame vrouw. Theophanu werd ook bekritiseerd om haar decadentie, die tot uiting kwam dat zij zich eens per dag baadde en dat zij een voorliefde had voor luxe kleding en sieraden. Ze wordt gezien als de persoon die de vork in West-Europa invoerde - kronikeurs maken melding van de verbazing die zij veroorzaakte toen ze gebruik maakte van een "tweetandige gouden vork" om voedsel naar haar mond te brengen, dit in plaats van hiervoor haar handen en vingers te gebruiken, zoals toentertijd de norm was. [wikipedia] | Theophanu (I20811)
|
1984 | Otto I zijn keizerstroon werd niet doorgeven aan Liutgardes broer, Liudolf van Zwaben, maar ging in plaats daarvan naar de oudste zoon uit het tweede huwelijk van Otto I met Adelheid van Italië, Otto II en daarna naar diens zoon Otto III. Otto III werd opgevolgd door Hendrik II, een kleinzoon van een van Otto I's broers. Na de dood van Hendrik II werd een achterkleinzoon van Liutgard, Koenraad II, keizer van het Heilige Roomse Rijk. Deze Koenraad II was de stichter van de Salische dynastie, die honderd jaar aan de macht zou blijven. [wikipedia] | van Saksen, Liutgard (I20763)
|
1985 | Otto begeleidde zijn moeder naar het Heilige Land in 1173. In 1187 werd hij genoemd als burggraaf van Coevorden. Otto nam deel aan de derde kruistocht, samen met zijn broer Floris III van Holland. In 1196 streed hij tegen de burggraaf van Coevorden. Otto steunde zijn neef Willem I van Holland in diens geslaagde poging om de macht over Holland te verwerven, ten koste van Ada van Holland (gravin). [wikipedia] | van Bentheim, Otto I (I20903)
|
1986 | Otto erfde het graafschap Northeim. Tijdens het bestuur van regentes Agnes van Poitou kreeg Otto een belangrijke positie in Duitsland. Agnes probeerde haar macht te behouden door de hoogste adel zoveel mogelijk macht te ontzeggen. Ze bestuurde met hulp van de geestelijkheid, ministerialen en de lager adel. Door dat beleid werd Otto in 1061 tot hertog van Beieren benoemd. Een jaar later al kreeg Otto te maken met de hovelingen die ontevreden waren over het beleid van Agnes. Hij sloot zich aan bij deze fractie, waar onder anderen Egbert I van Meißen en de aartsbisschoppen Anno II van Keulen, Adalbert van Bremen en Siegfried I van Mainz toe behoorden. Na een feestmaal in de palts van Kaiserswerth nodigde Anno de jonge Hendrik IV uit om zijn schip te bezichtigen. Toen de jongen en de samenzweerders aan boord waren, voer het schip onverhoeds weg. Hendrik sprong in paniek overboord en zou zijn verdronken als Egbert hem niet was nagesprongen en hem had gered. De samenzweerders eisten dat Agnes de regeringsmacht aan hen zou overdragen, en zij gaf toe. Als hertog ondernam hij in 1062 een veldtocht naar Hongarije om de daar verdreven koning Salomo weer op de troon te zetten. Ook voerde Otto verschillende politieke missies uit in Italië, en nam in 1069 deel aan een veldtocht tegen de Slaven. Tegen deze tijd hadden Otto en Hendrik een slechte verhouding gekregen door de situatie in Saksen: Hendrik probeerde de grote koninklijke bezittingen rond de Harz (uit de tijd van de Saksische koningen) zeker te stellen en te vergroten, terwijl Otto als graaf van Northeim dat als een bedreiging zag. In 1070 beschuldigde een ridder uit Saksen, Egeno van Konradsburg, Otto ervan dat hij hem opdracht had gegeven om de koning te vermoorden. Ook toen al was het duidelijk dat deze beschuldiging bedoeld was om Otto uit zijn machtige positie te kunnen zetten en zijn bezittingen te confisqueren. Dit plan was uitgewerkt door de Hessische graven Giso II en Adalbert van Schauenburg, die Egeno hadden betaald om Otto te beschuldigen. De koning beval Otto om naar het hof in Goslar te komen, om in een tweegevecht met Egeno door een godsoordeel zijn onschuld te bewijzen. Otto vermoedde een valstrik en kwam in opstand, gesteund door Magnus van Saksen. Op pinksterdag 1071 moesten zij zich echter aan de keizer onderwerpen. Hun functies, leengoederen en eigen bezittingen werden hen afgenomen en ze werden gevangen gezet. Otto werd in 1072 weer vrijgelaten en kreeg zijn eigen bezittingen weer terug. Omdat Magnus niet van zijn hertogstitel af wilde zien bleef hij gevangen. Otto's schoonzoon Welf IV verstootte zijn vrouw en werd tijdens het kerstfeest van 1070 te Goslar beleend met het hertogdom Beieren, zonder dat Hendrik IV hierover met de Beierse adel had overlegd. Giso en Adalbert werden door volgelingen van Otto vermoord. Egeno van Konradsburg werd beschuldigd van roof, hem werden de ogen uitgestoken In 1073 deden de groten van Saksen, onder leiding van Otto, hun beklag bij koning Hendrik IV in Goslar (in Saksen). De koning wilde niet naar hun klachten luisteren, en toen de Saksen met een leger terugkwamen vluchtte hij naar de Harzburg. Toen de Saksen dit kasteel belegerden, moest Hendrik weer vluchten. Magnus van Saksen, die in de Harzburg was opgesloten, werd daarna bevrijd. Het lukte Hendrik niet om een leger op de been te brengen en zo was hij tot een compromis gedwongen (vrede van Gerstungen, 1074). Hendrik beloofde met name om een aantal kastelen te ontmantelen, waaronder de Harzburg. Otto kreeg zijn belangrijkste titels terug (ook die van hertog van Beieren, maar zou die functie niet meer daadwerkelijk uitoefenen), en ook Magnus zal in zijn rechten zijn hersteld. Welf stelde zich in de ontbrandende investituurstrijd duidelijk aan de kant van de paus op. Ook Otto koos in 1074 ook de kant van de paus. In 1075 wist Hendrik echter een Saksisch leger te verslaan bij het klooster Homburg aan de Unstruth (ten westen van Erfurt). De Saksische edelen moesten voor het hele leger, barrevoets om genade smeken. Hendrik spaarde hun leven maar nam veel van hun leengoederen af. Otto werd licht gestraft, hij verloor de hertogstitel van Beieren maar werd wel stadhouder van Saksen. Desondanks stelde Otto zich kandidaat als koning toen Hendrik door de paus in de ban was gedaan. Ook nadat de banvloek ongedaan was gemaakt hielden de vorsten hun verzet tegen Hendrik vol, maar ze kozen op 15 maart 1077 Rudolf van Rheinfelden, de hertog van Zwaben tot koning. Otto nam zijn verlies en werd Rudolfs belangrijkste veldheer. Otto vocht voor Rudolf in de slag bij Mellrichstadt, de slag bij Flarchheim (27 januari 1080, met onbesliste uitkomst hoewel Hendrik daar de Heilige Lans (Wenen) op Rudolf buitmaakte) en in de Slag bij Hohenmölsen. In 1081 viel Otto van zijn paard en brak een been. Twee jaar later overleed hij aan de gevolgen van die verwondingen. Kort voor zijn dood zou hij nog een klooster hebben gesticht dat was gewijd aan Blasius van Sebaste. Otto werd begraven in de Nicolaaskapel te Northeim (stad). [wikipedia] | van Northeim, Otto I (I20919)
|
1987 | Otto maakte aanvankelijk carrière als legeraanvoerder van keizer Frederik I van Hohenstaufen. In 1152 veroverde hij de "kluis van Verona", een strategische bergpas die de weg van Duitsland naar Verona (en het Italiaanse laagland) controleerde. In 1154 was hij legeraanvoerder van Frederiks Italiaanse campagne. En in 1155 gaf hij met groot persoonlijk gevaar leiding aan de achterhoede toen Frederik in de Alpen in een hinderlaag was gelopen, waardoor Frederik zich in veiligheid kon stellen. Otto volgde in 1156 zijn vader op als paltsgraaf van Beieren. Hij was ook voogd van het bisdom Freising, de abdij van Weihenstephan in Freising, het klooster van Geisenfeld en het klooster van Ensdorf. Otto nam in 1157 deel aan de rijksdag van Besançon. Daar kwam het tot een conflict tussen de pauselijke legaat (de latere paus Alexander III) en de keizer, over de vraag of de paus gezag had over de keizer. De emoties liepen zo hoog op dat Otto de legaat bijna heeft gedood. In 1159 was de legaat inmiddels tot paus gekozen en Otto organiseerde de verkiezing van de tegenpaus Victor IV (Octavianus) en gaf hem militaire steun. Paus Alexander was hierdoor gedwongen naar Frankrijk te vluchten. Na de dood van Victor werd die opgevolgd door tegenpaus Paschalis III en na diens dood had Otto weer de hand in de verkiezing van tegenpaus Calixtus III. In Duitsland ontpopte Otto zich als een bekwaam bestuurder en politicus. Hij werkte voortdurend aan de versterking van zijn eigen positie terwijl hij een belangrijke bondgenoot was van keizer Frederik in diens politieke krachtmeting met Hendrik de Leeuw. Ook voerde hij voor Frederik een aantal diplomatieke missies uit in Italië en het Byzantijnse Rijk. In 1180 nam Frederik het hertogdom Beieren af van Hendrik, en benoemde Otto tot hertog. In 1183 kocht Otto het graafschap Dachau. In dat jaar was hij ook aanwezig toen in Konstanz (stad) de vrede werd gesloten tussen de keizer en de Italiaanse steden. Otto was daarna nog aanwezig op een rijksdag in Regensburg, en overleed op weg naar huis. Hij werd begraven in het klooster van Scheyern, een vroeger kasteel van de familie. [wikipedia] | van Wittelsbach, Otto (I20244)
|
1988 | Otto van Hammerstein stamde uit het adellijke Duitse geslacht van de Konradijnen. Hij was een zoon van graaf Herbert van de Wetterau en Irmentrude, dochter van Megingoz (leen)graaf van het woudgraafschap Osning en diens echtgenote Gerberga, een achternicht van koning/keizer Otto I (936-973, keizer 962). Otto van Hammerstein volgde in 1002 Otto I van Karinthië naar Italië. In 1016 volgde hij zijn broer op als graaf van de Wetterau en (1019) Engersgau, Neder-Lahngau, Gleiberg en Hammerstein. Otto van Hammerstein huwde met Ermgard (ook wel aangeduid als Ermengarde, Irmgard of Irmingard) van Verdun (ca. 980 - 1042), dochter van Godfried van Verdun bijgenaamd de Gevangene. De kinderloze keizer Hendrik II (1002-1024) heeft de naar toenmalige (kerkelijke) maatstaven te nauwe verwantschap van het echtpaar aangegrepen om de eerste verwant in de lijn van troonopvolging, de Ezzoon Liudolf, te blokkeren. Hoe dat in elkaar stak, komt hieronder gedetailleerder aan de orde. Het heeft ertoe geleid dat Zutphen een tijdlang één van de meest spraakmakende personen uit de tijd van Hendrik II heeft geherbergd. [wikipedia] | van Hammerstein, Otto (I20598)
|
1989 | Otto was de zoon van de Duitse tegenkoning Herman van Salm en Sophia van Formbach. Zij waren een van de meest pausgezinde families van die tijd. Hij bouwde de burcht Rheineck. Rond 1115 trouwde hij met Geertruid van Northeim, weduwe van paltsgraaf Siegfried. Hierdoor verwierf hij het ambt van paltsgraaf aan de Rijn. Otto verkreeg door erfenis het kasteel van Treis. Hendrik V (keizer) erkende de erfenis niet en veroverde Treis in 1121. Toen zijn zwager Lotharius III van Supplinburg in 1125 tot koning werd gekozen, kreeg Otto het kasteel van Treis weer terug. Ook verkreeg hij het graafschap Bentheim. Otto herbouwde het kasteel van Bentheim dat was verwoest. In 1136 vergezelde hij Lotharius naar Italië. Na de dood van Lotharius (1137) verloor Otto de functie van paltsgraaf en het kasteel van Treis. De rest van zijn leven was hij daarover in conflict met de nieuwe paltsgraaf en met de aartsbisschop van Trier. [wikipedia] | van Rheineck, Otto (I20908)
|
1990 | Otto was de zoon van keizer Otto de Grote, de meest succesvolle vorst sinds Karel de Grote, en diens tweede vrouw Adelheid van Italië. Otto werd opgevoed door zijn ooms, de aartsbisschoppen van Keulen en Mainz. Hierdoor had hij een goede opleiding en een belangstelling voor wetenschap en theologie. Om zijn opvolging te waarborgen liet Otto I zijn zoon Otto II al tijdens zijn leven kronen: 961: medekoning van Italië 962: medekoning van Duitsland 967: medekeizer Op 14 april 972 huwde hij de Byzantijnse prinses Theophanu, nicht van keizer Johannes I Tzimiskes. In 973 volgde Otto zijn vader na diens overlijden op als koning van Duitsland en Italië, en hertog van Saksen. Op eerste kerstdag van dat jaar werd hij te Rome opnieuw gekroond tot keizer. [wikipedia] | Otto II (I20589)
|
1991 | Otto was een zoon van Liudolf van Saksen en van Oda van Billung. In 877 was hij graaf van de Thüringgau. In 880 volgde hij zijn broer Bruno op, die was gesneuveld tegen de Denen, als hertog van Saksen. Daarmee was hij de eerste die Saksen als erfopvolger bestuurde. Hij had uitstekende relaties met de verschillende koningen en verkreeg zo steeds grotere bevoegdheden en regeerde uiteindelijk praktisch als een zelfstandig vorst in Saksen. Hij was Arnulf van Karinthië zeer behulpzaam bij diens Italiaanse krijgstochten en werd volgens sommige bronnen in dat jaar tot stadhouder van Milaan benoemd. Otto werd ook de opvoeder van Arnulfs zoon Lodewijk IV. In 897 verwierf Otto nog het graafschap Eichsfeld. In 898 woonde hij de landdag van koning Zwentibold bij in Aken. En het jaar daarna steunde hij de mislukte oorlog van koning Arnulf tegen de Slaven. Daarna onderwierp hij op eigen kracht de aangrenzende Slavische stammen en legde hun een schatting op, en sloeg aanvallen van de Hongaren af. De invallen van de Hongaren leidden ertoe dat steeds meer Saksische en Thüringse edelen zich onder zijn bescherming stelden. In 908 werd Otto voogd van Hersfeld. In dat zelfde jaar nam hij ook de eigendommen van de overleden markgraaf Burkhart van Thüringen in bezit, zonder daarover zelfs maar met het hof van de koning te overleggen. Nadat Lodewijk IV in 911 zonder erfgenaam overleed, werd aan Otto de koningskroon aangeboden maar hij weigerde wegens zijn leeftijd. In plaats daarvan steunde hij de kandidatuur van Koenraad I van Franken. Otto is begraven in de kloosterkerk van Gandersheim. [wikipedia] | van Saksen, Otto I de Illustere (I2015)
|
1992 | Otto werd hertog van Karinthië en markgraaf van Verona. Otto erfde de graafschappen van zijn vader en voegde daar nog een aantal ambten aan toe: hij was graaf van de Speyergau, Wormsgau, Elsenzgau, Kraichgau, Enzgau, Pfinzgau, Ufgau en de Nahegau. Otto was een trouwe vazal van Otto II en Otto III. In 978 kwam de positie van hertog van Karinthië en markgraaf van Verona beschikbaar omdat Hendrik III van Beieren deze ambten had verspeeld door deel te nemen aan een opstand tegen Otto II. Otto van Worms werd toen door Otto II tot hertog van Karinthië en markgraaf van Verona benoemd. In ruil daarvoor moest hij echter de meeste van zijn andere ambten, en een aantal persoonlijke bezittingen opgeven. Otto stichtte in deze periode een klooster in Pörtschach am Wörthersee, gewijd aan Sint-Lambertus. In 983 volgde echter een verzoening met Hendrik (mogelijk in verband met de koningskeuze van Otto III), en moest Otto van Worms zijn functies weer afstaan ten gunste van Hendrik. Otto werd ruimhartig gecompenseerd met bezittingen en functies in de omgeving van Worms, en mocht zich "hertog van Worms" noemen. In 987 stichtte Otto nog een klooster dat aan Sint-Lambertus was gewijd. Ook was hij voogd van de abdij van Hornbach (stad) en van de proosdij Wissembourg. Hij maakte misbruik van zijn macht als voogd, en de minderjarigheid van Otto III, door zich grote bezittingen van deze kloosters toe te eigenen. In 993 (een jaar voordat Otto III meerderjarig zou worden) liet hij de bezittingen die hij zo had verworven nog expliciet bevestigen door de regentes Adelheid. Otto vergrootte zijn bezit ook door ontginningen te bevorderen. In 995 werd Otto wederom tot markgraaf van Verona benoemd, als opvolger van de overleden Hendrik II van Beieren. Otto's zoon Bruno werd benoemd tot paus Gregorius V, kroonde Otto III als keizer en overleed binnen drie jaar na zijn benoeming - nog geen 30 jaar oud. Otto werd de belangrijkste adviseur en bestuurder van het rijk in Italië en trad regelmatig op als gevolmachtigde van de koning. Op 14 oktober 1001 was hij voorzitter van een keizerlijke hoorzitting in Pavia (stad). In 1002 werd Otto als kandidaat-koning voorgedragen door Hendrik IV van Beieren. Dit lijkt een politieke zet van Hendrik te zijn die zo eerst de tegenkandidaat Liudolf van Brauweiler de wind uit de zeilen kon nemen: Liudolf en Otto behoorden allebei tot de naaste verwanten van het keizerlijk huis (Hendrik stond een graad verder in de verwantschap) maar terwijl Otto een gerespecteerd en ervaren bestuurder en veldheer was, was Liudolf nog een kleuter. Aan de andere kant hadden Liudolf en zijn familie beduidend meer bezittingen dan Otto dus het was maar de vraag of hij een uitverkiezing had kunnen doorzetten. Toen Otto wezenlijke steun had verworven voor zijn kandidatuur, trad hij terug en droeg zijn kandidatuur over op Hendrik. In ruil daarvoor kreeg Otto het hertogdom Karinthië maar moest daarvoor wel zijn bezittingen in Worms ruilen tegen Bruchsal. In 1003 leidde Otto een veldtocht tegen markgraaf Arduin van Ivrea, maar moest zich zonder succes terugtrekken omdat Arduin de Alpenpassen tegen hem kon behouden. In 1004 nam hij deel aan de Italiaanse veldtocht van koning Hendrik en versloeg hij de Italiaanse troepen bij Primolano. Otto is begraven in Bruchsal. [wikipedia] | van Karinthië, Otto I (I20746)
|
1993 | Oude kerk Weduwe/weduwnaar van: Johannes Brugge | Ambagtsheer, Sijtje (I2649)
|
1994 | Ouderling van 1675 - 1676 | Cuijper, Schalck Jacobs (I22012)
|
1995 | Ouders onzeker en louter op basis van vernoemingen verondersteld | Overbroeck, Dirck (I5236)
|
1996 | Ouders verondersteld op basis van vernoeming eerste kind met Jacoba van der Ka (gedoopt Dirck) anderzins geen keuze mogelijk tussen deze Borger Overbroeck en zijn (vermoedelijke) neef Burger W. Overbroek (gedoopt 25 juli 1717 te steenbergen). Zwakke extra argumentatie is dat Burger W, in de verder DTB boeken van Steenbergen niet wordt vermeld | Overbroek, Burger (I5233)
|
1997 | Over Lenaert Marinussen en zijn nageslacht is een uitgebreid onderzoek gepubliceert op de website https://touw-uit-bergen-op-zoom.jouwweb.nl/genealogie-touw/i-marinus | Lenaert Marinussz (I20484)
|
1998 | Over Merovech zelf is weinig bekend, en hij geldt daarom als een half-mythische figuur. Hij was waarschijnlijk de zoon van Chlodio. Volgens de legende werd hij verwekt toen zijn moeder bij het baden een zeemonster tegenkwam. Het vormt een van de mogelijke verklaringen voor de oorsprong van de uitspraak dat iemand van (Europese) adel "blauw bloed" zou hebben, zoals de zeewezens. Omstreeks 450 leefden de Salische Franken op goede voet met de Romeinse Generaal Aetius. Als bondgenoten hebben zij in 451 aan de zijde van Aetius meegestreden tegen de Hunnen en hun bondgenoten de Gepiden tijdens de slag op de Catalaunische velden. Ook Merovech is daarbij vermoedelijk aanwezig geweest. Merovech werd na zijn dood in 458 opgevolgd door zijn zoon Childerik I. Volgens Emil Rückert [1] zou de naam Merovingen als volgt tot stand gekomen zijn: het heersende geslacht van de Franken woonde aan de Merwede of Merowe waar deze samenvloeit met de Maas, waar later het Slot Loevestein zou worden gebouwd. Merovech zou hieraan zijn naam ontleend hebben. [wikipedia] | Merovech (I20796)
|
1999 | Over de in de overlijdensakte vermelde ouders is niets terug te vinden. De herkomst en geboortje jaar doen vermoeden dat dit Bastiaan Ambachtsheer zoon van Cornelis Ambachtsheer en Maaike Hakker is | Ambagtsheer, Bastiaan (I2902)
|
2000 | Over haar afkomst is niets met zekerheid bekend. Ingoberga en Charibert waren de ouders van Bertha van Kent, de latere echtgenote van koning Ethelbert van Kent en de initiator van de christelijke missie onder de Angelsaksen. Het huwelijk van Ingoberga en Charibert hield geen stand. Ingoberga trad in in een klooster in Tours, waar zijn een vertrouweling werd van de kroniekschrijver Gregorius van Tours. [wikipedia] | Ingoberga (I20783)
|